Posts tonen met het label herziening. Alle posts tonen
Posts tonen met het label herziening. Alle posts tonen

14 januari 2025

UITSPRAAK: Herziening in vervolgberoep grensdetentie gegrond - dat zie je niet vaak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

zaaknummer: NL24.47723


uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] ,

[V-Nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. V. Senczuk),

en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Procesverloop

Verweerder heeft op 9 oktober 2024 aan eiser de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.

Eiser heeft op 2 december 2024 beroep ingesteld. Ook heeft eiser verzocht om herziening van de eerdere bewaringsuitspraken van 28 oktober 2024 (in de zaak NL24.39811) en 25 november 2024 (in de zaak NL24.44234) alsmede om schadevergoeding vanaf 9 oktober 2024.

Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2024 op zitting behandeld. Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 25 november 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is, wat betreft het vervolgberoep, bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek.

2. Bij de beoordeling van het vervolgberoep en eisers verzoek om herziening gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten.

20/09/24 Opleggen grensdetentie op grond van artikel 6, derde lid Vw.

23/09/24 Gehoor asielaanvraag

24/09/24 Voornemen

29/09/24 Zienswijze

01/10/24 Asielbeschikking (kennelijk-ongegrond)

06/10/24 Instellen beroep tegen asielbeschikking

09/10/24 Omzetting grensdetentie naar artikel 6, eerste en tweede jo zesde lid Vw

11/10/24 Instellen beroep tegen de (op 9 oktober opgelegde) grensdetentie

28/10/24 Uitspraak rechtbank: beroep tegen grensdetentie ongegrond

11/11/24 Instellen vervolgberoep

11/11/24 Zitting asielberoep

22/11/24 Uitspraak rechtbank: beroep tegen asielbeschikking gegrond

25/11/24 Uitspraak rechtbank: vervolgberoep tegen grensdetentie ongegrond

25/11/24 M113 opheffing grensdetentie n.a.v. uitspraak 22 november 2024

02/12/12 Instellen vervolgberoep + verzoek herziening uitspraken van 28 oktober 2024 en 25 november 2024

16/12/24 Schriftelijk aanbod van verweerder tot schadevergoeding over de van 22 november tot 25 november 2024 doorgebrachte grensdetentie.

3. Eiser stelt zich op het standpunt dat, gezien de gegrondverklaring van het asielberoep van eiser op 22 november 2024, de gehele maatregel van 9 oktober 2024 achteraf gezien ten onrechte is opgelegd. Gelet hierop verzoekt eiser dan ook om schadevergoeding toe te kennen voor de periode van 9 oktober 2024 tot en met de opheffing van de maatregel op 25 november 2024. Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat de bewaring vanaf 22 november 2024 onrechtmatig is.

4. Ten aanzien van eisers primaire standpunt heeft verweerder ter zitting betoogd dat de enkele gegrondverklaring van het asielberoep niet met zich meebrengt dat de daaraan voorafgaande grensdetentie onrechtmatig was. Daarbij beroept hij zich op de uitspraak van 27 maart 2023 van deze rechtbank en zittingsplaats1. Daarnaast kan volgens verweerder de uitspraak van 25 november 2024 niet worden doorkruist. Uit de uitspraak van 25 november blijkt niet wanneer het vooronderzoek is gesloten zodat het oordeel over de rechtmatigheid van de bewaring geldt tot en met de dag van de uitspraak, te weten de 25e. De uitspraak van 22 november 2024 was de rechtbank op dat moment dus bekend. Verweerder ziet in deze zaak dan ook geen aanleiding om tot herziening over te gaan en beroept zich daarbij op de uitspraken van 19 januari 2016 en 13 mei 20242 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Verweerder heeft verder het op 16 december 2024 gedane aanbod tot schadevergoeding ter zitting ingetrokken en stelt zich daarbij op het standpunt dat er sprake is van een ambtelijke misslag. Er is volgens verweerder te snel schadevergoeding aangeboden.

5. De rechtbank oordeelt als volgt.

6. Voor de vraag of de gegrondverklaring van het asielberoep op 22 november 2024 gevolgen heeft voor de rechtmatigheid van de daaraan voorafgegane grensdetentie zoekt de rechtbank aansluiting bij artikel 3:109b, lid 1 Vb. Hierin staat dat verweerder de behandeling van een asielaanvraag in de grensprocedure kan laten plaatsvinden zolang redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de asielaanvraag met toepassing van artikel 30, 30a of 30b Vw kan worden afgedaan.

7. In de uitspraak van 22 november 2024 heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:

“De rechtbank is van oordeel dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat eisers vrees om te worden vermoord niet aannemelijk is, omdat hij bescherming kan vragen aan de Marokkaanse autoriteiten. Daarbij acht de rechtbank van belang dat buitenechtelijke geslachtsgemeenschap in Marokko strafbaar is gesteld in artikel 493 van het Marokkaanse wetboek van strafrecht en volwassenen hiervoor ook strafrechtelijk worden vervolgd. Dit laatste volgt uit het World Report 2020 Morocco van Human Rights Watch van januari 2020. Hierin staat dat in het jaar 2018 17.721 volwassenen werden vervolgd voor het verrichten van seksuele handelingen buiten het huwelijk, waarvan 14.503 voor seks tussen ongehuwde personen. Naar het oordeel van de rechtbank kan de minister niet zonder meer aan eiser tegenwerpen dat hij de bescherming van de Marokkaanse autoriteiten kan inroepen. Als hij zich wendt tot de Marokkaanse autoriteiten riskeert hij immers strafrechtelijke vervolging, omdat aannemelijk is dat hij dan genoodzaakt zal zijn om een bekentenis af te leggen over de buitenechtelijke geslachtsgemeenschap. De rechtbank volgt de minister niet in haar stelling dat eiser juridisch niet gedwongen wordt om een bekentenis af te leggen, omdat het niet realistisch is om ervanuit te gaan dat de Marokkaanse autoriteiten bescherming zullen bieden zonder dat zij willen weten wat de achtergrond van de bedreiging is. In zoverre is aannemelijk gemaakt dat Marokko ten aanzien van eiser niet als veilig land van herkomst heeft te gelden en is het bestreden besluit ook in zoverre onvoldoende gemotiveerd.”

8. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze uitspraak dat verweerder de aanvraag niet op de door haar voorgestane wijze als kennelijk ongegrond heeft kunnen afdoen. Los van het feit dat verweerder de door de rechtbank aangehaalde algemene landeninformatie ambtshalve bekend had kunnen zijn, had eiser in zijn zienswijze van 29 september 2024 hier in ieder geval expliciet op gewezen. Het had verweerder dan ook sowieso vanaf dat moment redelijkerwijs duidelijk kunnen zijn dat hij de asielaanvraag niet langer kon afdoen als kennelijk ongegrond. Vanaf dat moment heeft de voortduring van de grensdetentie, in retrospectief, dan ook feitelijk als onrechtmatig te gelden. Dit geldt ook de vervolgens op 9 oktober opgelegde grensdetentie nu op dat moment, wederom in retrospectief, eiser feitelijk nog steeds als asielzoeker had te gelden en hem derhalve niet op grond van artikel 6, eerste en tweede juncto zesde lid Vw de vrijheidsontnemende maatregel had kunnen worden opgelegd.

9. Ligt vervolgens de vraag voor of deze constatering eiser kan helpen. Verweerder stelt zich immers op het standpunt dat de onherroepelijke uitspraak van 25 november 2024 daartoe in de weg staat.

10. De rechtbank stelt vast dat in de uitspraak van 25 november 2024 niet staat vermeld wanneer het vooronderzoek in die zaak is gesloten. Uit de interne stukken van de rechtbank blijkt evenwel dat het vooronderzoek in die zaak op 15 november 2024 is gesloten. Hieruit volgt dat de rechtbank tot het oordeel komt dat de voortduring van de maatregel vanaf 15 november onrechtmatig is en verweerder zal worden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding over de periode van 15 tot en met 25 november.

11. De rechtbank vat eisers verzoek tot herziening van de uitspraken van 25 november 2024 en 18 oktober 2024 voorts op als een verzoek tot schadevergoeding over de periode van 9 oktober 2024 tot aan de sluiting van het onderzoek in het vorige vervolgberoep op 15 november 2024. Het verzoek tot herziening als bedoeld in artikel 8:119 Awb kan eiser naar het oordeel van de rechtbank immers niet baten nu de asieluitspraak van 22 november 2024 niet kan gelden als een feit of omstandigheid die zich heeft voorgedaan vóór de uitspraken van 25 november 2024 en 18 oktober 20243. Dat betekent evenwel niet dat eiser geen recht op schade zou kunnen doen gelden. Dit recht volgt namelijk uit artikel 5, eerste lid, aanhef en onder f in combinatie met artikel 5, vijfde lid en artikel 13 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (EVRM)4.

Nu – in retrospectief – 9 oktober 2024 als het moment van schadevergoeding kan worden aangewezen, bepaalt de rechtbank voorts dat verweerder ook over de periode van 9 oktober 2024 tot 15 november 2025 schade dient te vergoeden.

12. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank een schadevergoeding zal toekennen voor 47 dagen à € 100,-- per dag (verblijf detentiecentrum) = € 4.700,--

13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,-- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser tot een bedrag van € 4.700,-, te betalen door de griffier en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.750,--.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H.G. Odink, rechter, in aanwezigheid van L.Verkoeijen, griffier.

 Zie: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:312 


RECLAME: 


In Het vergeten christendom maakt Jenkins op even verrassende als fascinerendewijze duidelijk dat het epicentrum van de christelijke macht aanvankelijk nietin West-Europa lag, zoals meestal wordt gedacht, maar ten oosten van Rome, ineen wereld die zich uitstrekte van China tot Noord-Afrika. Jenkins verhaalt vande opkomst, bloei en ondergang van een christelijk rijk met diepe Afrikaanse enAziatische wortels, die in sommige gevallen teruggaan tot de tijd van Jezus¿eerste volgelingen.

Dat dit christelijke rijk na Constantijn nog meer dan duizend jaar heeftvoortbestaan, is een hoofdstuk uit de wereldgeschiedenis dat Jenkins in ditboek aan de vergetelheid ontrukt.

 

06 april 2023

Ik ben op zoek naar geslaagde verzoeken om herziening. bestuursrecht op zijn breedst of vreemdelingenrecht

 voorbeeld:

Uitspraak
201810386/1/V6.

Datum uitspraak: 30 oktober 2019

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Als de bestuursrechter tot het oordeel komt dat het bestuursorgaan zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, dan kan dat afwijzing van de aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit in beginsel dragen. De bestuursrechter kan aan de hand van wat de rechtzoekende heeft aangevoerd evenwel tot het oordeel komen dat het besluit op de herhaalde aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit evident onredelijk is.

3.2. Uit de jurisprudentie van de Afdeling, onder meer de uitspraak van 6 september 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2934, volgt verder dat het op de weg ligt van degene die zich op het gelijkheidsbeginsel beroept om concrete gevallen te noemen waarin het bestuursorgaan volgens hem anders heeft gehandeld dan in het zijne of zulks heeft nagelaten en voorts tot op zekere hoogte te onderbouwen waarom die gevallen volgens hem op relevante punten zodanig overeenkomen met het zijne dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel.

 

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. «Enjoyed this post? Never miss out on future posts by following us. Click here

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: The Plague, jousting, remedies against seasickness - when a historian sister joins her brother the novellist and produce an interesting story - The Lawless Land by Boyd Morrison; Beth Morrison
http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2022/03/the-plague-jousting-remedies-against.html




03 oktober 2014

Dode mus: Verzoek om herziening aan Raad van State omdat voorafgaande strafrechtelijke detentie onrechtmatig bleek (uitspraak ABRRvS)


ECLI:NL:RVS:2014:3592

Instantie Raad van State
Datum uitspraak 16-09-2014
Datum publicatie01-10-2014
Zaaknummer 201406100/1/V3
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Herziening
Inhoudsindicatie
Bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 22 juli 2014, heeft verzoeker de Afdeling verzocht de uitspraak van 15 juli 2014 in zaak nr. 201405007/1/V3, waarbij het hoger beroep van verzoeker tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 11 juni 2014 ongegrond is verklaard, te herzien. De brief en een afschrift van de uitspraak van 15 juli 2014 zijn aangehecht.
Vindplaatsen Rechtspraak.nl

Uitspraak

201406100/1/V3.
Datum uitspraak: 16 september 2014
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling (artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 15 juli 2014 in zaak nr. 201405007/1/V3.
Procesverloop
Bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 22 juli 2014, heeft verzoeker de Afdeling verzocht de uitspraak van 15 juli 2014 in zaak nr. 201405007/1/V3, waarbij het hoger beroep van verzoeker tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 11 juni 2014 ongegrond is verklaard, te herzien. De brief en een afschrift van de uitspraak van 15 juli 2014 zijn aangehecht.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 8:119, eerste lid, van de Awb kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
1.1. Aan het verzoek heeft verzoeker ten grondslag gelegd dat, gelet op het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond van 15 juli 2014 in zaak C/03/193041 (niet gepubliceerd), in rechte is komen vast te staan dat hij op 24 en 25 mei 2014 onrechtmatig in strafrechtelijke detentie heeft gezeten. Om die reden dient volgens de vreemdeling alsnog te worden beoordeeld of er, ondanks de onrechtmatige strafrechtelijke detentie, zwaarwegende belangen bestaan op grond waarvan zijn inbewaringstelling kan worden voortgezet. Deze beoordeling dient in zijn voordeel uit te vallen, aldus verzoeker.
1.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 17 juni 2002 in zaak nr. 200201655/1, kan de vreemdelingenrechter slechts indien de onrechtmatigheid van de aanwending van andere dan bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000 toegekende bevoegdheden door een daartoe bevoegde rechter is vastgesteld, zich gesteld zien voor de vraag naar de gevolgen daarvan voor de rechtmatigheid van de vreemdelingenrechtelijke inbewaringstelling. De onrechtmatige vrijheidsontneming via welke de vreemdeling in de macht van de tot inbewaringstelling en uitzetting bevoegde autoriteiten is gebracht, maakt de daarop aansluitende bewaring onrechtmatig, indien de daarmee gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de door de onrechtmatige vrijheidsontneming geschonden belangen.
Van een zodanige onevenwichtigheid is geen sprake. Door verzoeker is nimmer bestreden dat de staatssecretaris de in artikel 5.1b, derde lid, onder a, b, c, d, f en l en de in het vierde lid, onder a, b, c, d en e van het Vreemdelingenbesluit 2000 genoemde omstandigheden aan de maatregel ten grondslag heeft mogen leggen. Voormelde omstandigheden geven voldoende grond om aan te nemen dat het risico bestaat dat verzoeker zich aan het toezicht zal onttrekken en de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure ontwijkt of belemmert. Daarbij verblijft verzoeker sinds 2002 in Nederland en heeft hij consequent te kennen gegeven niet uit eigen beweging uit Nederland te zullen vertrekken.
Gelet op het voorgaande had de aan de inbewaringstelling voorafgegane onrechtmatige strafrechtelijke detentie, ook indien deze voor de uitspraak van 15 juli 2014 bekend was geweest, niet tot een andere uitspraak kunnen leiden.
1.3. Derhalve valt hetgeen in het door verzoeker ingediende verzoek om herziening van voormelde uitspraak van 15 juli 2014 is gesteld, niet aan te merken als een feit of omstandigheid als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb.
2. Het verzoek dient als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Lubberdink w.g. Van de Kolk
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2014
347-750.

Hier staat de uitspraak:  http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2014:3592






In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...