14 juni 2020

Laten we nu niet mensen hun visumbezwaar gaan afwijzen op basis van Corona terwijl de aanvragen wel al weer kunnen

Het in bezwaar afwijzen van een #visum op grond van de #entryban inzake #Corona tot 15 juni een paar dagen voor die datum en met een Europese Commissie die pleit voor het openen van de buitengrenzen komt mij bevreemdend over zeker gezien het feit dat in die zaak een gefundamendeerd verzoek om aanhouding was gedaan met afzien van het recht op vergoeding als de beslistermijn zou worden overschreden omdat het hier een heel gezin betrof en een nieuwe aanvraag heel veel leges weer zou gaan kosten. Wat geeft het nu om zo'n zaak een paar dagen extra op de plank te laten liggen?

Dit is het artikel van 11 juni:

Today the Commission recommends to Schengen Member States and Schengen Associated States to lift internal border controls by 15 June 2020 and to prolong the temporary restriction on non-essential travel into the EU until 30 June 2020; and sets out an approach to progressively lifting the restriction afterwards. Zie verder: https://vreemdelingenrechtcom.blogspot.com/2020/06/coronavirus-commission-recommends.html

Dit was mijn brief. Ik vraag me af of Blogger dat slinkt maar laat ik het proberen:

Leiden,  22 mei 2020
Geachte heer, mevrouw,
Mr Fouad Ben Saddek advocaat te Rotterdam deed mij een geanonimiseerde beslissing toekomen in een zaak van hem waarin de IND stelde dat voor de pandemiesituatie geen aanhoudingsbeleid is binnen de Visumcode. Dat de Visumcode kort cyclisch is en dat niet zonder meer kan worden uitgegaan van ongewijzigde omstandigheden in de situatie van aanvrager. Voorts zou er geen grondslag zijn voor termijnverlenging voor onderzoek en dergelijke. Dit alles maakte dat zijn verzoek om aanhouding werd afgewezen.
Om te voorkomen dat dit ook in deze zaak zal geschieden zend ik u bij deze de volgende toelichting.
 Aanhouding van de procedure

1.1  In de uitspraak in de zaak  C‑403/16 van 13 december 2017, vindplaats https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:62016CJ0403&qid=1589812830712&from=EN
Overweegt het Hof aldus:

23
Er zij aan herinnerd dat, volgens de bewoordingen van artikel 32, lid 3, van de visumcode, de aanvragers aan wie een visum is geweigerd, tegen die beslissing in „beroep” kunnen gaan, waarbij het beroep wordt ingesteld tegen de lidstaat die de definitieve beslissing over de aanvraag heeft genomen en de „nationale wetgeving van die lidstaat op het beroep van toepassing [is]”.

24
Hieruit volgt dat die bepaling, bij een definitieve beslissing tot weigering van een visum, aan de visumaanvragers uitdrukkelijk de mogelijkheid biedt om beroep in te stellen overeenkomstig de nationale wettelijke regeling van de lidstaat die deze beslissing heeft genomen.

25
De Uniewetgever heeft het aldus aan de lidstaten overgelaten de aard en de concrete modaliteiten te bepalen van de rechtsmiddelen waarover de visumaanvragers beschikken.

26
In dit verband zij eraan herinnerd dat het volgens vaste rechtspraak, bij ontbreken van Unievoorschriften ter zake, krachtens het beginsel van procedurele autonomie een zaak van de interne rechtsorde van de lidstaten is om de procedureregels vast te stellen voor vorderingen in rechte die worden ingediend ter bescherming van de rechten van de justitiabelen, op voorwaarde evenwel dat die regels niet ongunstiger zijn dan die welke voor soortgelijke situaties naar nationaal recht gelden (gelijkwaardigheidsbeginsel) en de uitoefening van de door het Unierecht verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken (doeltreffendheidsbeginsel) (arrest van 15 maart 2017, Aquino, C‑3/16, EU:C:2017:209, punt 48en aldaar aangehaalde rechtspraak).

27
Daaruit volgt dat een lidstaat twee cumulatieve voorwaarden moet vervullen, namelijk naleving van het gelijkwaardigheidsbeginsel en van het doeltreffendheidsbeginsel, om zich te kunnen beroepen op het beginsel van procedurele autonomie in gevallen die worden beheerst door het Unierecht (arrest van 15 maart 2017, Aquino, C‑3/16, EU:C:2017:209, punt 49).

28
Deze vereisten van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid geven uitdrukking aan de algemene verplichting van lidstaten om de bescherming in rechte te waarborgen van de rechten die de justitiabelen aan het Unierecht ontlenen. Zij gelden zowel voor de aanwijzing van de rechterlijke instanties die bevoegd zijn om kennis te nemen van vorderingen die op dat recht zijn gebaseerd als voor de vaststelling van de procedurevoorschriften (arrest van 18 maart 2010, Alassini e.a., C‑317/08–C‑320/08, EU:C:2010:146, punt 49).

29
Wat in de eerste plaats het gelijkwaardigheidsbeginsel betreft, zij eraan herinnerd dat dit vereist dat het geheel van regels die van toepassing zijn op beroepen, gelijkelijk van toepassing is op beroepen op grond van schending van het Unierecht en op beroepen op grond van niet-inachtneming van het nationale recht (arrest van 15 maart 2017, Aquino, C‑3/16, EU:C:2017:209, punt 50en aldaar aangehaalde rechtspraak).

30
Wat in de tweede plaats het doeltreffendheidsbeginsel betreft, mag een nationale procedureregel zoals die in het hoofdgeding de uitoefening van de door de rechtsorde van de Unie verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken (arrest van 15 maart 2017, Aquino, C‑3/16, EU:C:2017:209, punt 52en aldaar aangehaalde rechtspraak).

31
Het staat aan de verwijzende rechter, die bij uitsluiting bevoegd is om het nationale recht uit te leggen, te oordelen of, en zo ja in welke mate, het heronderzoeksstelsel dat aan de orde is in het hoofdgeding, aan die vereisten voldoet.

32
In dat verband moet de nationale rechter rekening houden met het feit dat de uitlegging van de bepalingen van de visumcode, volgens overweging 29 van die code, in overeenstemming met de door het Handvest erkende grondrechten en beginselen moet gebeuren.

33
Volgens vaste rechtspraak kunnen de in de rechtsorde van de Unie gewaarborgde grondrechten immers toepassing vinden in alle situaties die door het Unierecht worden beheerst, maar kunnen zij niet daarbuiten worden toegepast. In zoverre heeft het Hof reeds eraan herinnerd dat het een nationale regeling die niet binnen het kader van het Unierecht valt, niet aan het Handvest kan toetsen. Wanneer daarentegen een nationale regeling binnen de werkingssfeer van het Unierecht valt, moet het Hof, ingeval het om een prejudiciĆ«le beslissing wordt verzocht, alle uitleggingsgegevens verschaffen die de nationale rechter nodig heeft om te kunnen beoordelen of deze regeling verenigbaar is met de grondrechten, waarvan hij de eerbiediging verzekert (zie met name arrest van 26 september 2013, Texdata Software, C‑418/11, EU:C:2013:588, punt 72en aldaar aangehaalde rechtspraak).

34
In de onderhavige zaak staat vast dat de weigering van het door de verzoeker in het hoofdgeding aangevraagde visum, die hem bij het standaardformulier van bijlage VI bij de visumcode is meegedeeld, op een van de in artikel 32, lid 1, van die code genoemde redenen is gebaseerd.

35
In dit verband heeft het Hof reeds geoordeeld dat de visumcode de voorwaarden voor afgifte, nietigverklaring of intrekking van eenvormige visa regelt en dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten dus niet op grond van een andere reden dan die welke in die code zijn voorzien kunnen weigeren een eenvormig visum af te geven (arrest van 19 december 2013, Koushkaki, C‑84/12, EU:C:2013:862, punten 47 en 51).

36
Het klopt dat de nationale autoriteiten bij het onderzoek van visumaanvragen over een ruime beoordelingsmarge beschikken inzake de toepassingsvoorwaarden van de weigeringsgronden als bedoeld in de visumcode en de beoordeling van de relevante feiten, maar die beoordelingsmarge doet niets af aan het feit dat die autoriteiten een bepaling van het Unierecht rechtstreeks toepassen.

37
Daaruit volgt dat het Handvest van toepassing is wanneer een lidstaat op grond van artikel 32, lid 1, van de visumcode de afgifte van een visum weigert.

1.2  Inderdaad geeft artikel 32, lid 3, van de Visumcode aan dat eventuele bezwaar- en/of beroepsprocedures volgens nationaal recht de desbetreffende lidstaat zullen plaatsvinden.

1.3  In de praktijk zie je ook verschillen tussen hoe de lidstaten dit vorm geven. In ItaliĆ« is alleen beroep met behulp van een advocaat van het arrondissement Rome mogelijk. In Denemarken kan de aanvrager een rechtsmiddel aanspannen bij de Deense variant op de IND maar is de beroepsprocedure qua termijnen veel ruimer dan de Nederlandse.

1.4  Nu wij dus nu hebben kunnen vaststellen of aanhouding of verdaging van een bezwaarprocedure niet door de Visumcode maar door ons nationaal procesrecht wordt beheerst maakt het niet meer uit of er niets over aanhouding in de Visumcode is opgenomen.

1.5  In onze nationale wet- en regelgeving staat het volgende opgenomen:

In de Awb

Afdeling 4.1.3. Beslistermijn

§ 4.1.3.1. Beslistermijn
Artikel 4:13
 Een beschikking dient te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag.
·         2 De in het eerste lid bedoelde redelijke termijn is in ieder geval verstreken wanneer het bestuursorgaan binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag geen beschikking heeft gegeven, noch een mededeling als bedoeld in artikel 4:14, derde lid, heeft gedaan.
Artikel 4:14
·         1 Indien een beschikking niet binnen de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn kan worden gegeven, deelt het bestuursorgaan dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een zo kort mogelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
·         2 Het eerste lid is niet van toepassing indien het bestuursorgaan na het verstrijken van de bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn niet langer bevoegd is.
  • 3 Indien, bij het ontbreken van een bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn, een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het bestuursorgaan dit binnen deze termijn aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn binnen welke de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
Artikel 4:15
  • 1 De termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag na die waarop het bestuursorgaan:
o    a. de aanvrager krachtens artikel 4:5 uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken, of
o    b. de aanvrager mededeelt dat voor de beschikking op de aanvraag redelijkerwijs noodzakelijke informatie aan een buitenlandse instantie is gevraagd, tot de dag waarop deze informatie is ontvangen of verder uitstel niet meer redelijk is.
·         2 De termijn voor het geven van een beschikking wordt voorts opgeschort:
o    a. gedurende de termijn waarvoor de aanvrager schriftelijk met uitstel heeft ingestemd,
o    b. zolang de vertraging aan de aanvrager kan worden toegerekend, of
o    c. zolang het bestuursorgaan door overmacht niet in staat is een beschikking te geven.
·         3 In geval van overmacht deelt het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk aan de aanvrager mede dat de beslistermijn is opgeschort, alsmede binnen welke termijn de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.
·         4 Indien de opschorting eindigt, doet het bestuursorgaan daarvan in de gevallen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, of het tweede lid, onderdelen b en c, zo spoedig mogelijk mededeling aan de aanvrager, onder vermelding van de termijn binnen welke de beschikking alsnog moet worden gegeven.

Artikel 7:10
·         1 Het bestuursorgaan beslist binnen zes weken of – indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld – binnen twaalf weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.
·         2 De termijn wordt opgeschort gerekend vanaf de dag na die waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
·         3 Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste zes weken verdagen.
  • 4 Verder uitstel is mogelijk voor zover:
o    a. alle belanghebbenden daarmee instemmen,
o    b. de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad, of
o    c. dit nodig is in verband met de naleving van wettelijke procedurevoorschriften.
·         5 Indien toepassing is gegeven aan het tweede, derde of vierde lid, doet het bestuursorgaan hiervan schriftelijk mededeling aan belanghebbenden.

In de Vreemdelingenwet±
Artikel 76

     1 Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een beschikking omtrent de afgifte van de machtiging tot voorlopig verblijf, bedoeld in artikel 1a, onderdeel b, de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 of 20, dan wel de ongewenstverklaring, bedoeld in artikel 67, wordt in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist binnen negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken.

    2 Onverminderd artikel 7:10, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, kan de beslissing worden verdaagd voor ten hoogste dertien weken indien naar het oordeel van Onze Minister voor de beoordeling van het bezwaarschrift advies van of onderzoek door derden of het openbaar ministerie nodig is.

1.6  Hieruit blijkt dat het nationale Nederlandse recht wel degelijk de mogelijkheid kent om een bezwaarprocedure in een visumzaak aan te houden wanneer beide partijen daarmee instemmen. De wetstekst lijkt er van uit de gaan dat het daar de overheid is die uitstel wil en de burger er mee instemt. Maar dat zou ook andersom moeten kunnen omdat de overheid geen enkel belang heeft dat zich verzet tegen uitstel terwijl normaal de aanvrager dat vaak wel heeft.

Bij sprake van artikel 8 EVRM mogen niet procesrechtelijke regels aan de grondrechten in de weg staan


1.7  Wanneer er in de zaak rond de weigering tot verlening sprake zijn van familiebezoek dan spelen ook nog de volgende kwesties.

1.8  Het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen oordeelde in 1996 dat de verdragen die ten grondslag liggen aan de Europese Unie haar niet toestaan toe te treden tot het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Als reactie hierop gaf de Europese Raad, waarin de regeringsleiders van alle lidstaten zetelen, in 1999 de aanzet tot het opstellen van het Handvest middels het in het leven roepen van een conventie. Deze conventie, die bestond uit afgevaardigden van nationale overheden en parlementen, alsmede het Europees Parlement en de Commissie, rondde in oktober 2000 haar werk af. De ontwerptekst werd vervolgens goedgekeurd door de Europese Raad op 13 oktober, het Europees Parlement op 14 november en de Commissie op 6 december. De voorzitters van deze instellingen kondigden het Handvest (Charter of Fundamental Rights)gezamenlijk af op 7 december te Nice.

1.9  Artikel 1 lid 4 van de Visumcode luidt aldus:

“4.  When applying this Regulation, Member States shall act in full compliance with Union law, including the Charter of Fundamental Rights of the European Union. In accordance with the general principles of Union law, decisions on applications under this Regulation shall be taken on an individual basis.”

1.10          Artikel 7 van het Handvest luidt aldus:
De eerbiediging van het privƩ-leven en van het familie- en gezinsleven
Eenieder heeft recht op eerbiediging van zijn privƩ-leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn communicatie.

Dit artikel 7 van het Handvest moet worden gezien als een broertje van artikel 8 EVRM en ook zo worden geĆÆnterpreteerd.

1.11          In haar uitspraak van 29 maart 2017 http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2017:869 (die overigens over iets heel anders gaat) overweegt de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State als volgt:
“Voorts is de bevoegdheid van de lidstaten om, voor zover het Unierecht niet voorziet in procedurele normen, het nationale recht toe te passen niet onbegrensd. Hiervoor geldt dat volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie het in Unierechtelijke zaken toepasselijke nationale procesrecht wordt beheerst door de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid. Deze beginselen houden in dat de desbetreffende nationale procedureregels niet ongunstiger mogen zijn dan die voor soortgelijke nationale vorderingen (gelijkwaardigheidsbeginsel) en dat zij de uitoefening van de door Unierecht verleende rechten in de praktijk niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken (doeltreffendheidsbeginsel) (arresten van het Hof van Justitie van 16 december 1976, Rewe, ECLI:EU:C:1976:188, punt 5; 16 december 1976, Comet, ECLI:EU:C:1976:191, punt 13; 14 december 1995, Peterbroeck, ECLI:EU:C:1995:437, punt 12; 7 juni 2007, Van der Weerd e.a., ECLI:EU:C:2007:318, punt 28). Op het gebied van de rechtsbescherming moet de toepassing van het procesrecht daarnaast ook voldoen aan het beginsel van effectieve rechtsbescherming, thans ook vervat in artikel 47 van het Handvest (arresten van 18 maart 2010, Alassini e.a., ECLI:EU:C:2010:146, punten 47 tot en met 49 en 22 december 2010, DEB, ECLI:EU:C:2010:811, punten 29 tot en met 31), op grond waarvan een particulier de bescherming van zijn door het Unierecht toegekende rechten doeltreffend in rechte moet kunnen afdwingen.”

1.12          Overigens is het al decennialand vaste jurisprudentie in artikel 3 EVRM zaken dat nationaal procesrecht niet de werking van de grondrechten in het EVRM te niet mogen doen.

1.13          Door een bezwaar af te wijzen op grond van volksgezondheidsredenen vanwege de Corona epidemie zonder de bezwaarprocedure aan het willen houden kan puur alleen al door kostenoverwegingen namelijk de leges en de handlingfee het familiebezoek wanneer de epidemie over is soms voor langere tijd niet doorgang vinden. Ook mensen met een goed salaris hebben immers vaak een beperkt budget voor vakantiereizen naar familie en het uitstel an sich zal sowieso waarschijnlijk al allerlei verborgen kosten hebben opgeleverd. Hier is dan sprake van strijd met het doeltreffendheidsbeginsel als in de vorige alinea genoemd.

Het kortcyclisch zijn van de visumprocedure en het juist dan horen van de belanghebbenden

2.1  Bezwaar is een totale heroverweging (Zie artikel 7.11 Awb). De omstandigheden van de situatie van de aanvrager kan al ingrijpend zijn gewijzigd tijdens de normale toch best lange duur die de Visumdienst nodig heeft om op bezwaren te beslissen. Dit verschil zou je ook kunnen zien wanneer er op bezwaar zoals vroeger binnen zes weken werd beslist en nu binnen drie maanden omdat de Visadienst het zo druk heeft.

2.2  Om te controleren of er in de tussentijd iets is veranderd of onduidelijkheden op te lossen kent de bezwaarprocedure het horen van de belanghebbende. Niets staat de Visadienst in de weg om bij zaken rond de pandemie waar de onduidelijkheden zeker niet aan de vreemdeling zijn toe te rekenen deze te horen. Er zou zelfs volstaan kunnen worden met het toezenden van een brief met “Wij gaan weer op bezwaar beslissen. Kunt u aangeven of uw informatie nog up-to-date is?

2.3  Aangezien de overheid in de vorm van de Visadienst bij het verlengen van de bezwaartermijn nooit vraagt aan de belanghebbendeBent u in de tussentijd wellicht werkloos geworden?“ zou het nu tegenwerpen van de kans op veranderingen nu het de belanghebbende is die graag uitstel wil leiden tot ongelijkheid van partijen.

2.4  Op grond van de Algemene wet bestuursrecht dient een bestuursorgaan, moet voordat het op bezwaar beslist een belanghebbende in de gelegenheid te stellen te worden gehoord.

Van horen mag met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb slechts worden afgezien, indien er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. De beslissing om met toepassing van laatstgenoemd artikel lid van horen af te zien, dient te worden genomen op grond van hetgeen in het bezwaarschrift is gesteld en hetgeen ambtshalve bekend is. Mede op basis van die informatie zal moeten worden geconcludeerd dat in redelijkheid niet er op voorhand kan worden gesteld dat redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is aan de aanname dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend besluit. Reden waarom betrokkene diende te worden gehoord in bezwaar.

Voorts is het zo dat het aanvraag mede is geweigerd op basis van en in het kader van uitvoering van Unierecht, namelijk de visumcode, zodat hier het Europees Grondrechten Handvest, met name artikel 41, van toepassing is. Omdat sprake is van toepassing van het Unierecht is ook het Handvest van toepassing.

Volgens artikel 41, tweede lid, heeft een ieder dan het recht om te worden gehoord voordat jegens hem een voor hem nadelige individuele beslissing wordt genomen Ć©n rust op de betrokken instanties om hun beslissingen met redenen te omkleden. Een en ander is niet afhankelijk van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
 Termijnverlenging niet alleen voor onderzoek

3.1  Zoals ik reeds onder 1. en 2. heb aangegeven is termijnverlenging wel degelijk mogelijk als beide partijen daarmee instemmen. Het lijkt er op dat bij de brief van de IND aan mr Ben Saddek van 20 april 2020 alleen is gekeken naar de mogelijkheden om eenzijdig vanuit IND perspectief aan te houden.

3.2  Ook de vreemdeling heeft belang bij het aanhouden van de bezwaarprocedure. Immers de heeft kosten gemaakt aan leges en handling fees bij VFS. Voor gezinnen die samen reizen kunnen alleen al de kosten voor een visum zo de 500 euro overstijgen.

3.3  Soms hebben de vreemdelingen ook al een lange interne reis moeten maken om hun aanvraag voor een visum in te kunnen dienen. Ook hiermee zijn kosten gemoeid en soms ook het opnemen van vrije dagen.

3.4  Het feit dat de wereld is gedompeld in een Corona Pandemie is niet te wijten aan de vreemdeling.

3.5  Door van de vreemdeling te verwachten dat deze dan toch maar gewoon een nieuw visum gaat aanvragen worden de gevolgen van de pandemie op de vreemdeling afgewimpeld.

Geen aanhouding dan terugbetaling van leges en service fee
 4.1 Wanneer je in een privaatrechtelijke verhouding een product wilt afnemen en er voor betaalt maar de verkoper puur door overmacht niet kan leveren kan tot ontbinding van de overeenkomst worden overgegaan. De koper krijgt niet wat hij wilde maar hij krijgt het aankoopbedrag terug. Hier hebben we het over een staat die als product visa levert waar de aanvrager voor moet betalen. De staat kan door een pandemie geen visum verstrekken want de grenzen zijn gesloten. De afnemer van het product kan ook niets aan deze pandemie doen en zal er waarschijnlijk alle begrip voor hebben dat hij voorlopig niet kan komen, maar niet voor het feit dat zijn procedure niet gewoon even op de plank wordt gelegd en zeker niet voor het feit dat hij zijn geld kwijt is.

4.2 De Visumcode kent de mogelijkheid om de legeskosten kwijt te schelden in artikel 16 van de Visacode. Zie bijvoorbeeld lid 6: In individual cases, the amount of the visa fee to be charged may be waived or reduced when to do so serves to promote cultural or sporting interests, interests in the field of foreign policy, development policy and other areas of vital public interest, or for humanitarian reasons or because of international obligations.

4.3 Helaas kent de Visumcode niet deze mogelijkheid voor commerciƫle rakkers als VFS die toch bedragen tot de hoogte van de helft van de leges vragen voor het in ontvangst nemen van een stapeltje stukken want kwijtschelding van de leges leidt niet tot vermindering van hun inkomsten. Maar aangezien de Nederlandse overheid alleen maar via hen een visumverzoek in behandeling neemt meen ik dat zij ook deze kosten dient te vergoeden.

  
met vriendelijke groet,



Wytzia Raspe,







Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context. Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email

Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/

Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor: Review of "House on endless waters" by Emona Elon - Amsterdam Jews during the war

House on Endless Waters: A Novel (English Edition)

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...