CASE OF DABO v. SWEDEN
(Application no. 12510/18)
Syrische statushouder in Zweden. Geen nareis dan gewone regels: inkomen en onderdak. Man is arts, polygaam.
https://hudoc.echr.coe.int/eng#{%22itemid%22:[%22001-230292%22]}
Reikwijdte van Margin of Appreciation
- Je kan er nareizen en zij kwamen er pas maanden later mee
- Voorwaarden in veel EU landen
- Zweden kreeg enorme instroom en moest daar mee zien om te gaan
- Is arts dus zal wel kunnen voldoen later
DAN IN NL POLYGAMIE
InstantieRechtbank Den Haag
Datum uitspraak16-01-2024
Datum publicatie17-01-2024
ZaaknummerNL23.8735
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Weigering mvv – polygamie.
VindplaatsenRechtspraak.nl
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8735
De belangenafweging
7. De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verweerder niettemin aan eisers een mvv had moeten verlenen vanwege het recht van referent op eerbiediging van zijn gezins- en familieleven als bedoeld in artikel 7 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (Handvest).
7.1.
In het bestreden besluit heeft verweerder gemotiveerd dat referent gezinsleven heeft met eisers, maar dat dit niet betekent dat zij daarom recht hebben op verblijf in Nederland. Verweerder moet immers het belang van referent om zijn gezinsleven in Nederland uit te kunnen oefenen, afwegen tegen het belang van de Nederlandse staat om regels voor de toelating en het verblijf van vreemdelingen te kunnen gebruiken en het economisch welzijn, de openbare orde, de rechten en vrijheden van anderen en de volksgezondheid te kunnen beschermen. De rechtbank moet beoordelen of verweerder alle relevante feiten en omstandigheden in zijn belangenafweging heeft betrokken en, indien dat het geval is, of verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat die afweging heeft geresulteerd in een ‘fair balance’. Deze maatstaf impliceert dat de toetsing door de rechtbank enigszins terughoudend moet zijn.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder in de belangenafweging zwaar mocht meewegen dat er sprake is van polygamie, omdat polygamie naar algemene in Nederland heersende maatschappelijke opvattingen in strijd is met de goede zeden en de openbare orde, en ook niet in het belang van de kinderen wordt geacht. Daarom is er voor de Nederlandse staat een zwaarwegend belang om het faciliteren van polygamie in Nederland tegen te gaan. Daarbij speelt voor de rechtbank mee dat eisers gezien hun leeftijd – als gesteld ten tijde van het nemen van het primaire besluit respectievelijk 18 en 17 jaar – niet meer volledig afhankelijk zijn van hun ouders voor hun dagelijkse verzorging. Over de algemene veiligheidssituatie in Somalië heeft verweerder terecht opgemerkt dat het invoelbaar is dat referent zich zorgen maakt over het welzijn van eisers, gelet ook op de verwonding van eiser 1 door een ontploffing, maar dat dit niet betekent dat hij daarom recht heeft op verblijf in Nederland. De rechtbank begrijpt dat het niet de voorkeur is van referent om met zijn hele gezin naar Somalië te verhuizen, nu zij al sinds 2014 in Nederland wonen. Tegelijk is de rechtbank met verweerder van oordeel dat referent zijn gezinsleven met eisers ook op dezelfde manier kan voortzetten zoals hij dat tot nu toe heeft gedaan door middel van telefoon, internet en bezoek. In dat kader merkt de rechtbank op dat verweerder ter zitting heeft uitgelegd dat aan referent een verblijfsvergunning is verleend op basis van de algemene situatie in Somalië destijds.
7.3.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder de belangenafweging in het voordeel van eisers had moeten laten uitvallen. Dit betekent dat de weigering van de mvv’s voor eisers niet in strijd is met artikel 7 van het Handvest.
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:426
ECLI:NL:RBDHA:2024:316
Uitspraak delen
InstantieRechtbank Den Haag
Datum uitspraak12-01-2024
Datum publicatie15-01-2024
ZaaknummerNL23.10931
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg - enkelvoudig,Verzet
Inhoudsindicatie
Verzet, regulier; Chavez-Vilchez; verblijfsrecht in Frankrijk; ongegrond
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.10931 V
2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in haar uitspraak van 11 september 2023 terecht heeft geoordeeld dat het beroep buiten redelijke twijfel kennelijk ongegrond is. Zij doet dat aan de hand van de verzetsgronden die opposant heeft aangevoerd. Als opposant daarbij argumenten naar voren brengt die hij tijdens een behandeling op een zitting ook nog had kunnen aanvoeren, beoordeelt de rechtbank of deze argumenten leiden tot twijfel over de eerdere uitspraak. Aan de inhoud van de beroepsgronden komt de rechtbank in deze zaak pas toe als het verzet gegrond is.
3. Het verzet is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Heeft de rechtbank het beroep terecht kennelijk ongegrond verklaard?
4. Opposant voert aan dat de rechtbank zijn beroep van 11 april ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard. Hij stelt dat er wel sprake is van een situatie die vergelijkbaar is met die in het arrest Chavez-Vilchez. Opposant voert aan dat in tegenstelling tot wat de rechtbank heeft overwogen referent wel degelijk als gevolg van langer verblijf in Frankrijk een grotere spraak- en taalachterstand zal oplopen. Daarnaast voert opposant aan dat de moeder van referent vanwege haar sociale en economische binding niet kan meeverhuizen naar Frankrijk. Zij komt daardoor voor de keuze te staan tussen de uitoefening van het familie- en gezinsleven met referent aan de ene kant en het verrichten van haar economische activiteiten in Nederland aan de andere kant. Opposant wijst daarom nogmaals op de uitspraak van het Hof van Justitie die deze situatie onevenredig acht.3
4.1.
Deze verzetsgronden slagen niet. De rechtbank heeft het beroep terecht kennelijk ongegrond verklaard. Opposant heeft een verblijfsrecht in Frankrijk. Als gevolg van het verblijfsrecht van opposant in Frankrijk hoeft referent niet gedwongen de Europese Unie te verlaten4, waardoor opposant niet in aanmerking komt voor een Chavez-verblijfsrecht. De rechtbank heeft in dat verband vaste rechtspraak van de Afdeling gevolgd5 en opposant heeft in het verzetschrift niet toegelicht waarom in zijn geval anders zou moeten worden geoordeeld. De stellingen van opposant dat de spraak- en taalachterstand van referent wel degelijk zal verslechteren bij een verhuizing naar of langer verblijf in Frankrijk of dat de moeder van referent niet naar Frankrijk zou kunnen verhuizen, zijn niet met stukken onderbouwd. Ook als deze stellingen wel waren onderbouwd zouden deze niet kunnen leiden tot het daarmee beoogde resultaat. De rechtbank heeft terecht opgemerkt dat, ook al zouden er tot op zekere hoogte belemmeringen voor referent zijn om naar Frankrijk te verhuizen, er nog steeds niet wordt voldaan aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor een Chavez-verblijfsrecht. Referent hoeft door de afwijzing van de aanvraag namelijk niet gedwongen de Europese Unie te verlaten. Het arrest Naime Dogan6, waar eiser een beroep op heeft gedaan, hoefde de rechtbank niet tot een ander oordeel te brengen, nu dit arrest op een geheel andere casus en rechtsvraag betrekking heeft en daardoor relevantie mist.
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2024:316
InstantieRechtbank Gelderland
Datum uitspraak12-01-2024
Datum publicatie15-01-2024
ZaaknummerAWB 22/4920
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerkenEerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Naturalisatie; horen in bezwaar; ongegrond
Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Arnhem
4. Eiser betoogt dat de staatssecretaris hem ten onrechte in bezwaar niet heeft gehoord. Eiser wijst erop dat de aard en strekking van een naturalisatieverzoek op zichzelf al maken dat de staatssecretaris gehouden is om hem te horen. De afwijzing van een verzoek om naturalisatie betekent namelijk (ook) dat de verzoeker geen Unieburger wordt, waardoor hij geen aanspraak kan maken op rechten die met het Unieburgerschap samenhangen.1 Door het afzien van het horen heeft de staatssecretaris eiser in bezwaar verder de mogelijkheid ontnomen om feiten en omstandigheden naar voren te brengen in het kader van een individuele toetsing aan het (Unierechtelijke) evenredigheidsbeginsel.
4.1.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat hij van het horen in bezwaar mocht afzien. De staatssecretaris moet de indiener van een bezwaarschrift horen,2 tenzij het bezwaar kennelijk ongegrond is.3 Uit de rechtspraak volgt verder dat een procedure over de verkrijging van het Nederlanderschap – anders dan een procedure over het verlies van het Nederlanderschap – niet binnen de werkingssfeer van het Unierecht valt.4 Het feit dat eiser door de afwijzing van zijn verzoek geen Unieburger wordt, zijn stelling dat het niet-horen in strijd is met het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel en het door eiser aangehaalde persbericht kunnen daarom niet leiden tot het oordeel dat de staatssecretaris eiser in bezwaar had moeten horen.
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2024:169
Instantie Raad van State
Datum uitspraak12-01-2024
Datum publicatie17-01-2024
Zaaknummer202107783/1/V3
Horen in bezwaar moet (meervoudige kamer Afdeling)
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2024:64
Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog.
«Enjoyed this post? Never miss out on future posts by following us. Click here
Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/
Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor:
-Een avonturenroman op zee tijdens de Tweede Wereldoorlog waarin ook een bezoek aan Amsterdam door dan nog neutrale Amerikanen:
http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2023/08/when-you-like-thrillers-set-at-sea.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten