01 juni 2025

Opinie: kinderrechten en uitzetting

Kinderrechten zouden worden geschonden als uitgeprocedeerden Nederland moeten verlaten vindt o.a. een hersenprofessor. Maar zoiets wordt een ouder niet verweten als die kinderen op een gevaarlijke reis meeneemt en met de kinderen een hopeloos asielverzoek indient of voor Philips/Shell/Buitenlandse Zaken iedere zoveel jaar naar een ander land moet. 
Bij mijn vriendin uit een diplomaten gezin werd het als een pre op haar cv gezien. En ja bepaalde gevolgen van geen langdurige vriendschappen in je jeugd waarbij je elkaar alles verteld merk je toch wel.

Overigens ik lees in het betoog dat deze mensen in vrijheidsbeperking op het vliegtuig worden gezet en dat dat het probleem is. Dat ligt dan wel aan het gedrag van de ouders. Mensen krijgen altijd een vertrektermijn voor vrijwillig vertrek. Als er dan contact wordt opgenomen met het IOM Nederland dan zorgt die voor hulp en opvang in het land van herkomt en geld in natura. Ook Dienst Terugkeer en Vertrek (DTenV) levert een financiele bijdrage. En dan kan zo'n gezin gewoon op een vliegtuig stappen net als iemand die ergens gaat studeren, een gap year neemt, een vakantie heeft of iets dergelijks. Die verantwoording ligt bij de ouders. Als meelevende Nederlandse vriendenclub kan je ook nog een tijdje zo'n gezin financieel ondersteunen. Ter vergelijking bij Dorcas ondersteunde ik vroeger een Tanzaniaanse oma voor 35 euro in de maand.

Als je nu iets constructief zou willen verzinnen voor deze kinderen dan zou ik voorstellen voor hen (en niet de ouders) een verblijfsvergunning bij een sponsorend pleeggezin zodat tot hun 18de school kan worden afgemaakt. Dan hebben ze een diploma om hun leven mee op de bouwen eventueel gevolgd door een verblijfsvergunning voor studie aan HBO/WO die wellicht wordt gevolgd door een verblijf als kennismigrant. Of een goede opleiding in de techniek die ook in de rest van de wereld waardevol is.


10 mei 2025

UiTSPRAAK: visum veel te laat ingewilligd dus moet de IND WEL proceskosten betalen

Vaak krijg je een beschikking: gegrond maar we betalen geen proceskosten want je kreeg wat je wilde. Zo niet dus.

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de visumaanvraag van eiser, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.

2. Omdat eiser vanwege het niet tijdig beslissen op zijn visumaanvraag terecht beroep heeft ingesteld, ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 453,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is omdat het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.


Rechtbank Den Haag zp Middelburg
08-05-2025
08-05-2025

UITSPRAAK: zicht op uitzetting Marokko ook zonder dactyloscopisch onderzoek

6. De rechtbank is van oordeel dat zicht op uitzetting in het algemeen en in het geval van eiser naar Marokko niet ontbreekt. De rechtbank wijst op de uitspraken van de Afdeling5 van 14 november 2022, 8 augustus 2023 en 27 januari 2025, waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt.6 In het specifieke geval van eiser is op 13 juni 2024 een lp-traject opgestart. Dat er tot op heden nog geen reactie van de Marokkaanse autoriteiten is ontvangen rechtvaardigt niet de conclusie dat er in eisers geval geen sprake meer is van zicht op uitzetting. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten hebben aangegeven geen lp voor eiser te zullen afgeven. Eiser heeft zijn stelling dat de Marokkaanse autoriteiten alleen nationaliteitsbevestigingen afgeven op basis van het dactyloscopisch profiel niet onderbouwd. De rechtbank ziet daarin reeds daarom geen aanleiding voor een ander oordeel. De beroepsgrond slaagt niet.

6.1.

De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Uit het dossier blijkt dat de minister op 10 april 2025 heeft gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank volgt eiser niet in de stelling dat van de minister in zijn geval meer mag worden verwacht. De verwijzing naar JN t. het VK treft geen doel. In die zaak duurde de bewaring namelijk ruim 19 maanden en duurde de bewaring voorafgaand aan die periode ook al meer dan twee jaar en acht maanden. In het geval van eiser duurt de bewaring twee en een halve maand. De beroepsgrond slaagt niet.

6.2.

De rechtbank is van oordeel dat de minister terecht geen licht middel aan eiser heeft opgelegd. De rechtbank overweegt dat eiser met de overgelegde stukken niet aannemelijk heeft gemaakt dat de medische zorg niet gelijkwaardig is aan de zorg in de vrije maatschappij. Anders dan eiser veronderstelt betekent gelijkwaardige zorg niet dat in het detentiecentrum elke medische zorg die gewenst wordt en die in de vrije maatschappij kan worden verkregen, moet worden verleend. De minister stelt terecht dat het moet gaan om zorg die medisch noodzakelijk is. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat de medische zorg, die eiser wenst te krijgen medisch noodzakelijk is. De verwijzing van eiser naar de uitspraak van deze rechtbank en deze zittingsplaats van 10 juli 2019 gaat niet op, omdat het geen gelijke gevallen betreffen. In die zaak had de vreemdeling een stuk overgelegd van een Handtherapeut waaruit bleek dat de afwezigheid van de behandeling een risico was voor zijn gezondheid en dat hij bij het uitblijven van een behandeling het risico liep op levenslange beperking van zijn duimfunctie, was er sprake van toegenomen klachten en had de vreemdeling zich meermaals beklaagd bij het detentiecentrum over het uitblijven van de behandeling. Er ligt geen medische onderbouwing van toegenomen klachten bij eiser en het gezondheidsrisico als de behandeling uitblijft. Eiser heeft verder niet aannemelijk gemaakt, dat hij zonder de behandeling door een logopedist niet in staat kan worden geacht de bewaring op verantwoorde wijze te ondergaan of dat zijn stemproblemen in detentie door gebrek aan deze medische zorg blijvend zullen verslechteren. Hierdoor slaagt ook de verwijzing van eiser naar de uitspraak van de Afdeling van 5 januari 2018 niet.


Rechtbank Den Haag zp Groningen
09-05-2025
09-05-2025



30 april 2025

UiTSPRAAK Terugkeer Yezidi naar ontheemdenkamp - beroep gegrond

ER IS SPRAKE VAN TWEE MOTIVERINGSGEBREKEN IN HET BESLUIT 


Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: NL25.11085



Het asielrelaas

3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser zegt dat hij jezidi is en afkomstig uit het Sinjar gebied. Na de IS-aanvallen in 2014 is eiser gevlucht naar een vluchtelingenkamp in de KAR2-regio. Hij heeft zijn hele leven al discriminatie en problemen ondervonden vanwege zijn jezidi-achtergrond. Eiser heeft hierdoor zijn school niet af kunnen maken en heeft nooit ander werk kunnen vinden dan in de landbouwsector. Bij terugkeer vreest eiser opnieuw problemen te ondervinden vanwege zijn jezidi-achtergrond. Ook vreest eiser opgeroepen te worden door de gewapende groeperingen in Sinjar.


(...)


8. De rechtbank is van oordeel dat de minister ondeugdelijk gemotiveerd heeft dat eiser bij terugkeer naar het kamp in Zakho (in het KAR-gebied) geen gegronde vrees heeft voor vervolging en geen risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Hoewel de minister heeft gesteld dat eisers situatie in het kamp in Zakho is beoordeeld, blijkt dat niet uit de inhoudelijke toetsing in het voornemen en het bestreden besluit. De minister heeft namelijk aan eiser tegengeworpen dat hij toegang had tot onderwijs, werk en zorg, maar uit de gehoren blijkt dat een aantal van eisers ervaringen met betrekking tot onderwijs, werk en zorg plaatsvonden in de Sinjar regio of andere regio’s waar hij heeft gewoond. De minister heeft hier in het bestreden besluit geen onderscheid in gemaakt en heeft geconcludeerd dat eiser toegang had tot de genoemde voorzieningen, zonder hierbij kenbaar rekening te houden met de regio waarin eisers ervaringen hiermee plaatsvonden.

8.1.

Daarnaast is de minister ook niet voldoende ingegaan op de door eiser overgelegde informatie ten aanzien van de omstandigheden in de ontheemdenkampen in de KAR. De minister heeft daarover slechts overwogen dat de door eiser aangehaalde documenten niet afdoen aan de conclusie dat eiser toegang had tot onderwijs, de arbeidsmarkt en medische zorg, maar daarmee heeft de minister niet kenbaar rekening gehouden met de door eiser aangedragen feitelijke omstandigheden in de ontheemdenkampen in de KAR. Het gaat dan onder meer om de discriminatie van jezidi’s en de slechte leefomstandigheden in de ontheemdenkampen. Met de enkele stelling van de minister dat de kampen in de KAR in 2019 niet werden aangenomen als normale woon- en verblijfplaats vanwege de politieke wens om genereus beleid te voeren, maakt de minister niet inzichtelijk op welke manier in deze zaak is gekeken naar de feitelijke situatie in het kamp in Zakho. Bovendien citeert de minister in het verweerschrift informatie uit het Algemeen Ambtsbericht Irak 2018, waarin ten aanzien van opgevangen ontheemden in de KAR wordt geschreven dat de beperkte capaciteit van bestaande basisvoorzieningen (zoals water, elektriciteit) en diensten (zoals onderwijs en gezondheidszorg) verder onder druk kwam te staan. Bezien in het licht van eisers verklaringen, de door eiser overgelegde stukken, de informatie in het Ambtsbericht en het in 2019 gevoerde beleid, had de minister in dit geval een nadere onderbouwing moeten geven voor de conclusie dat eiser bij terugkeer naar het kamp in Zakho geen vrees voor vervolging heeft en geen risico loopt op een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM. De in het verweerschrift geciteerde informatie uit het Algemeen Ambtsbericht Irak 2023 is daarvoor onvoldoende. Daaruit blijkt enkel dat de situatie in Irak in de jaren tijdens en direct na de grootschalige strijd met ISIS (2014-2017) tot ’s werelds grootste humanitaire crises behoorde, en dat de schaal van noden in de afgelopen jaren kleiner was. Onduidelijk blijft wat de feitelijke omstandigheden zijn in het ontheemdenkamp in de KAR en onder welke omstandigheden eiser (als jezidi) daar zal moeten leven.

8.2.

De rechtbank concludeert, gelet op al het voorgaande, dat de minister niet deugdelijk gemotiveerd heeft dat eiser bij terugkeer naar het ontheemdenkamp in Zakho geen gegronde vrees heeft voor vervolging en geen reëel risico loopt op ernstige schade in de zin van artikel 3 van het EVRM. Het besluit is daarom in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

9. De overige beroepsgronden hoeven nu niet te worden besproken.


HIER STAAT DE HELE UITSPRAAK https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:7253



Geen Faber-effect maar Syrië-effect: aantal asielaanvragen fors gedaald

In het eerste kwartaal van 2025 ging het om 900 mensen, bijna 70 procent minder dan de bijna 3000 Syriërs die in het eerste kwartaal van 2024 een asielaanvraag indienden.

22 april 2025

Belevenissen op de eerste voorinburgerschool van Nederland

Iedereen aan boord is de eerste voorinburgeringsschool van Nederland. Een plek waar vluchtelingen – met of zonder status – nog vóór hun inburgering kennis kunnen maken met onze taal, cultuur en alles wat daarbij komt kijken. Alissa van den Berg (1985) is er actief als docent en schrijft op NieuwWij.nl maandelijks over haar ervaringen voor de klas. Vandaag schrijft ze over een spraakverwarring in de klas.

UITSPRAAK: vrijstelling van legeskosten?

ECLI:NL:RBDHA:2025:6728

Rechtbank Den Haag
18-04-2025
22-04-2025
AWB 24/3347
Vreemdelingenrecht
Eerste aanleg - enkelvoudig

EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen; vrijstelling legeskosten; beroep ongegrond.


Juridisch kader

4.1.

Op grond van artikel 24, tweede lid, van de Vw is de vreemdeling leges verschuldigd bij het aanvragen van een reguliere verblijfsvergunning en wordt de aanvraag, als de betaling achterwege blijft, niet in behandeling genomen.

4.2.

In artikel 3.34 en 3.34a van het Voorschrift vreemdelingen zijn voor verschillende categorieën vreemdelingen bedragen vermeld, die verschuldigd zijn voor het in behandeling nemen van aanvragen om een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 Vw.

4.3.

Op grond van paragraaf B1/8.3.2 van de Vc beschouwt verweerder als bewijsstukken dat de vreemdeling bij de indiening van de aanvraag onvermogend is om leges te betalen op grond van artikel 8 van het EVRM:

  • -

    een inkomensverklaring van de Raad voor Rechtsbijstand ten behoeve van de referent, en

  • -

    bewijsstukken die aannemelijk maken dat de vreemdeling op korte termijn niet in het bezit zal komen van geld waarmee de leges kunnen worden betaald. Hierbij moet de vreemdeling ook aannemelijk maken dat hij en de referent geen beroep kunnen doen op familieleden of andere in aanmerking komende derden.

Beoordeling door de rechtbank

Ontvankelijkheid

5.1.

De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag geplaatst of eiseres procesbelang heeft bij deze procedure. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat eiseres met onderhavige aanvraag nooit kon bereiken wat zij wilde bereiken, namelijk een verblijfsvergunning. De aanvraag tot het verlenen van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen is immers bedoeld voor vreemdelingen die niet afkomstig zijn uit een EU-land. Omdat eiseres afkomstig is uit Bulgarije zou zij nooit in aanmerking kunnen komen voor deze verblijfsvergunning, aldus verweerder.

5.2.

De rechtbank overweegt dat in deze procedure de vraag voorligt of verweerder de aanvraag van eiseres terecht buiten behandeling heeft gesteld, nu zij de leges niet heeft voldaan. Indien zou blijken dat verweerder de aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld, dan zal verweerder alsnog op de aanvraag moeten beslissen en tot de conclusie kunnen komen dat eiseres niet aan de voorwaarden voldoet. Deze inhoudelijke beoordeling reikt echter verder dan de vraag die nu bij de rechtbank voorligt. De rechtbank is van oordeel dat eiseres dan ook voldoende procesbelang heeft bij onderhavige procedure. Het beroep is ontvankelijk.

Vrijstelling leges

6.1.

De rechtbank constateert dat tussen partijen niet in geschil is dat door eiseres geen leges zijn voldaan. Het geschil beperkt zich daarom tot de vraag of verweerder eiseres ten onrechte niet heeft vrijgesteld van de betaling van de leges.

6.2.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat ten aanzien van een aanvraag voor een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen niet uitdrukkelijk is voorzien in de mogelijkheid om vrijgesteld te worden van het legesvereiste. Op grond van paragraaf B1/8.3.2 van de Vc is vrijstelling slechts mogelijk bij een aanvraag in het kader van artikel 8 van het EVRM (dan wel gezinshereniging of gezinsvorming). Evenmin is het beleid met betrekking tot vrijstelling van de leges in geval van een aanvraag in het kader van artikel 8 van het EVRM van overeenkomstige toepassing verklaard op aanvragen om EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen.

6.3.

Uit jurisprudentie van de Afdeling, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 augustus 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1956 en de uitspraak van de Afdeling van 12 mei 2010 (ECLI:NL:RVS:2010), volgt dat ook in gevallen waarin de vreemdeling toch een beroep doet op artikel 8 van het EVRM terwijl hij geen aanvraag heeft ingediend voor een verblijfsvergunning in dat kader, verweerder in beginsel is gehouden te beoordelen of in het individuele geval de heffing van leges in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Daarbij is met name de inhoudelijke beoordeling of de heffing van leges een vreemdeling hindert in de uitoefening van het familie-, gezins- of privéleven van belang. De rechtbank is evenwel van oordeel dat dit eiseres niet kan baten. Eiseres heeft in haar verzoek om vrijstelling van de leges van 26 juni 2023 alsmede in het aanvullend bezwaarschrift van 8 december 2023 namelijk geen beroep gedaan op artikel 8 van het EVRM. Eiseres deed dit pas in de beroepsfase. Omdat eiseres niet eerder dan in de beroepsfase heeft aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd met artikel 8 van het EVRM is genomen, was verweerder niet gehouden om in het bestreden besluit te beoordelen of de heffing van leges in geval van eiseres in strijd was met artikel 8 van het EVRM.

6.4.

Verweerder heeft, hoewel daar geen grondslag voor was, in het bestreden besluit wel beoordeeld of eiseres voldoende bewijsstukken heeft overgelegd die aantonen dat zij onvermogend was om de leges te voldoen. Zonder grondslag om vrijgesteld te worden van de betaling van leges kan een beroep op zo’n vrijstelling echter niet slagen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om deze beoordeling van verweerder te toetsen.

Slotsom

7. Gelet op voorgaande overwegingen heeft verweerder de aanvraag tot het verlenen van een EU-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen terecht buiten behandeling gesteld.


De uitspraak staat hier: https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2025:6728



Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...