Wanneer is er sprake van "te kwade trouw" als asielzoekers hun paspoort weggooien?


ECLI:NL:RBDHA:2015:12172

Instantie Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak 07-10-2015
Datum publicatie 23-10-2015
Zaaknummer AWB 15/16546 en 15/16551
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie
Artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, Vw 2000, ‘te kwader trouw’
Eisers stellen dat geen sprake is van kwade trouw als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 en dat verweerder hun asielaanvraag daarom ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen.
Deze grief slaagt. De rechtbank stelt vast dat eisers bij hun aanvraag echt bevonden identiteitsbewijzen hebben overgelegd en dat verweerder de daarin vermelde persoonsgegevens voor waar heeft aangenomen. Om die reden heeft verweerder de aanvragen van eisers ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Blijkens de parlementaire geschiedenis van het wetsvoorstel tot wijziging van de Vw 2000 ter implementatie van de herziene Procedure- en Opvangrichtlijn behelst het begrip ‘kwade trouw’ immers een vorm van opzettelijk handelen, waarbij veelal zal kunnen worden aangenomen dat de vreemdeling het oogmerk heeft zichzelf in een gunstiger positie te brengen. In het geval van eisers kan uit de verklaringen van eisers weliswaar worden afgeleid dat zij zich opzettelijk van hun paspoorten hebben ontdaan, maar is niet gebleken dat eisers daarbij het oogmerk hadden zichzelf in een gunstiger positie te brengen door hun ware identiteit te verhullen. Eisers hebben ter zitting juist verklaard dat zij wel hun identiteitskaarten hebben overgelegd om zo hun identiteit te kunnen aantonen.
De stelling van verweerder ter zitting, dat het opzettelijk vernietigen of zich ontdoen van een identiteitsdocument reeds op zichzelf aannemelijk maakt dat dit te kwader trouw is geschied volgt de rechtbank niet. Uit de redactie van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, - met name het feit dat de term ‘te kwader trouw’ tussen komma’s is geplaatst – blijkt dat de aanwezigheid van kwade trouw naast de opzettelijkheid van het vernietigen of zich ontdoen van een identiteitsdocument een zelfstandig vereiste is voor tegenwerping van dit onderdeel. Derhalve moet voor tegenwerping van dit onderdeel niet alleen komen vast te staan dat sprake is van opzettelijke vernietiging of zich opzettelijk ontdoen van een identiteitsdocument, maar ook van een oogmerk om zich daarmee in een gunstiger positie te brengen. De bewijslast van dit oogmerk ligt bij verweerder, zij het dat verweerder kan volstaan met het onderbouwen van de waarschijnlijkheid dat dit kwade oogmerk zich voordoet. Het bestreden besluit noch de gedingstukken geven er blijk van dat verweerder onderzoek heeft gepleegd naar de vraag of eisers zich door het vernietigen van hun paspoorten in een gunstiger positie hebben willen brengen.
Wetsverwijzingen
Vreemdelingenwet 2000, geldigheid: 2015-10-23
Vindplaatsen
Rechtspraak.nl

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 15/16546 en AWB 15/16551
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 oktober 2015 in de zaak tussen
[eiser] , geboren op [geboortedatum] 1985, eiser, en
[eiseres], geboren op [geboortedatum] 1987, eiseres,
beide van Macedonische nationaliteit,
gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder
(gemachtigde: mr. A. Hadfi Kovacs).

Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 8 september 2015 (de bestreden besluiten), genomen in de algemene asielprocedure, heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) als kennelijk ongegrond afgewezen. Daarnaast heeft verweerder ambtshalve besloten dat eisers niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 en dat geen uitstel van vertrek wordt verleend op grond van artikel 64 van de Vw 2000.
Eisers hebben op 8 september 2015 tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2015. Eisers zijn verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Op 20 juli 2015 is de wijziging van de Vw 2000 ter implementatie van de herziene Procedure- en Opvangrichtlijn in werking getreden (Staatsblad 2015, 292 en 293). Omdat het bestreden besluit dateert van na 19 juli 2015 is het nieuwe recht van toepassing. Dit betekent onder meer dat de toetsing van de rechtbank het in artikel 83a (nieuw) van de Vw 2000 bedoelde volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden omvat, met inbegrip van, indien van toepassing, een onderzoek naar de behoefte aan internationale bescherming.
2. Ter onderbouwing van hun aanvragen hebben eisers – kort samengevat – het volgende aangevoerd. Eisers zijn afkomstig uit MacedoniĆ« en zijn van etnisch Albanese afkomst. Nadat eiser zijn baan bij de gemeente was kwijtgeraakt, is hij in 2013 naar de Verenigde Staten vertrokken om op een cruiseschip te gaan werken. Tijdens zijn afwezigheid is eiseres meerdere keren door mannen van radicaal-islamitische groeperingen lastig gevallen en uitgescholden. In december 2014 kwam eiser terug uit de Verenigde Staten. Ook hij werd lastig gevallen en bedreigd. De mannen zeiden dat ze eiser mee zouden nemen naar Turkije en zouden bekijken wat ze met zijn hulp konden realiseren in SyriĆ«. Eind juni / begin juli 2015 is er een poging gedaan om eiseres te ontvoeren. Ook werden de bedreigingen ernstiger. Nadat er twee mannen in burger bij eisers aan de deur waren geweest om naar eiser te informeren, beseften eisers dat de situatie echt ernstig was en dat zij gevaar liepen. Omdat zij van de overheid geen hulp verwachtten, hebben zij MacedoniĆ« verlaten.
3. Verweerder heeft in de bestreden besluiten gesteld dat de nationaliteit, identiteit, etniciteit en herkomst van eisers geloofwaardig zijn. Volgens verweerder heeft eiser echter niet aannemelijk gemaakt dat hij op een Amerikaans cruiseschip heeft gewerkt. Ook acht verweerder het niet geloofwaardig dat eisers problemen hebben ondervonden met radicaal-islamitische mannen. Bij voorkomende problemen kunnen eisers zich volgens verweerder tot de autoriteiten wenden voor hulp. Niet is gebleken dat de Macedonische autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden. Verweerder stelt verder dat eisers waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat hun identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, hebben vernietigd of zich daarvan hebben ontdaan. Eisers hebben namelijk na aankomst in Amsterdam hun paspoort weggegooid. Gelet op dit alles heeft verweerder de aanvragen van eisers met toepassing van artikel 31, eerste lid van de Vw 2000, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000, als kennelijk ongegrond afgewezen.
4. Eisers stellen allereerst dat verweerder de aanvragen ten onrechte als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Hoewel het niet slim was om hun paspoorten weg te gooien, hebben ze hun nationaliteit en identiteit door middel van de door hen overgelegde identiteitskaarten aannemelijk gemaakt. De voor afwijzing als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 vereiste kwade trouw, waarvan de bewijslast volgens eisers bij verweerder ligt, is niet aannemelijk geworden.
5. Deze grief slaagt. De rechtbank stelt vast dat eisers bij hun aanvraag echt bevonden identiteitsbewijzen hebben overgelegd en dat verweerder de daarin vermelde persoonsgegevens voor waar heeft aangenomen. Om die reden heeft verweerder de aanvragen van eisers ten onrechte afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Blijkens de parlementaire geschiedenis van het wetsvoorstel tot wijziging van de Vw 2000 ter implementatie van de herziene Procedure- en Opvangrichtlijn (Tweede Kamer, vergaderjaar 2014-2015, 34 088, nr. 6, p. 18) behelst het begrip ‘kwade trouw’ immers een vorm van opzettelijk handelen, waarbij veelal zal kunnen worden aangenomen dat de vreemdeling het oogmerk heeft zichzelf in een gunstiger positie te brengen. In het geval van eisers kan uit de verklaringen van eisers weliswaar worden afgeleid dat zij zich opzettelijk van hun paspoorten hebben ontdaan, maar is niet gebleken dat eisers daarbij het oogmerk hadden zichzelf in een gunstiger positie te brengen door hun ware identiteit te verhullen. Eisers hebben ter zitting juist verklaard dat zij wel hun identiteitskaarten hebben overgelegd om zo hun identiteit te kunnen aantonen.
6. De stelling van verweerder ter zitting, dat het opzettelijk vernietigen of zich ontdoen van een identiteitsdocument reeds op zichzelf aannemelijk maakt dat dit te kwader trouw is geschied volgt de rechtbank niet. Uit de redactie van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, - met name het feit dat de term ‘te kwader trouw’ tussen komma’s is geplaatst – blijkt dat de aanwezigheid van kwade trouw naast de opzettelijkheid van het vernietigen of zich ontdoen van een identiteitsdocument een zelfstandig vereiste is voor tegenwerping van dit onderdeel. Derhalve moet voor tegenwerping van dit onderdeel niet alleen komen vast te staan dat sprake is van opzettelijke vernietiging of zich opzettelijk ontdoen van een identiteitsdocument, maar ook van een oogmerk om zich daarmee in een gunstiger positie te brengen. De bewijslast van dit oogmerk ligt bij verweerder, zij het dat verweerder kan volstaan met het onderbouwen van de waarschijnlijkheid dat dit kwade oogmerk zich voordoet. Het bestreden besluit noch de gedingstukken geven er blijk van dat verweerder onderzoek heeft gepleegd naar de vraag of eisers zich door het vernietigen van hun paspoorten in een gunstiger positie hebben willen brengen.
7. De stelling van verweerder ter zitting dat eiser door vernietiging van zijn paspoort het verweerder onmogelijk heeft gemaakt onderzoek te plegen naar de gestelde aanwezigheid in het paspoort van een visum voor de Verenigde Staten maakt het voorgaande niet anders. Immers, het gestelde visum zou weliswaar kunnen dienen ter onderbouwing van eisers’ asielrelaas, maar niet – los van het paspoort waarin het visum geplaatst zou zijn - ter onderbouwing van eisers’ gestelde identiteit of nationaliteit, zoals bedoeld in artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000.
8. Aldus zijn de beroepen gegrond en zullen de bestreden besluiten worden vernietigd wegens strijd met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000.
9. De rechtbank beoordeelt thans of aanleiding bestaat met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand te laten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
10. Eisers stellen dat verweerder hun relaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Ter onderbouwing van het werk van eiser op Amerikaanse cruiseschepen hebben eisers bij de zienswijze in kopie een exemplaar van de werkgeversverklaring ten behoeve van de Amerikaanse visadienst, een zeemansboek, een badge en kopieƫn van visa overgelegd. Eisers wijzen erop dat het werk op de Amerikaanse cruiseschepen niet (uitsluitend) de reden was dat de aandacht op eiser werd gevestigd. Feitelijk zijn de problemen begonnen bij eiseres tijdens de afwezigheid van eiser, en is eiser hierdoor vervolgens ook in de problemen gekomen. Ter onderbouwing van hun relaas hebben eisers stukken overgelegd over de activiteiten van islamisten op de Balkan en in Macedoniƫ. Hieruit blijkt dat sprake is van radicalisering en dat gematigde moslims door radicalen worden benaderd en lastig gevallen. Dat hun verklaringen over het bezoek van de twee mannen aan hun huis niet helemaal gelijk lopen klopt, maar dit komt vooral doordat eiseres niet goed is met data en zij zich, mede als gevolg van stress, sommige dingen niet goed herinnert. Eisers betwisten verder dat de poging tot ontvoering niet geloofwaardig zou zijn omdat eiseres niet meer precies weet wanneer dit plaatsvond. De gebeurtenissen volgden elkaar snel op en ze is toch al slecht met data. Waarom de islamisten haar wilden ontvoeren blijkt duidelijk uit haar relaas: zij viel altijd al op als een vrouw die niet leefde zoals de islamisten dat wilden. Dat ze niet weet wie haar gered heeft klopt. Dit was niet de eerste prioriteit en bovendien hebben eisers al een paar dagen later het land verlaten.
Eisers hebben een aantal documenten overgelegd waaruit blijkt dat etnisch Albanezen ondervertegenwoordigd zijn in overheidsdiensten en dat sprake is van discriminatie door Macedoniƫrs. Gezien het beeld dat in deze documenten wordt geschetst valt volgens hen weinig te verwachten van aangiftes bij de politie of het inschakelen van hogere autoriteiten. Bovendien vrezen eisers dat zij er zelf van zouden worden beschuldigd islamist te zijn.
11. Verweerder acht de verklaringen van eisers over de poging tot ontvoering van eiseres ongeloofwaardig. Verweerder heeft in aanmerking genomen dat eiseres niet precies kan aangeven wanneer de poging tot ontvoering heeft plaatsgevonden. Dat eiseres niet goed is met data en dat zij gestrest was door de gebeurtenissen acht verweerder onvoldoende. Het is aan eiseres om haar relaas aannemelijk te maken en niet valt in te zien dat zij niet achteraf van anderen de datum had kunnen vernemen. Verder kan eiseres weinig vertellen over de mensen die haar gered hebben, behalve dat zij er Turks uitzagen, een Turks dialect hadden en in Qair woonden. Deze mensen hebben eiseres begeleid naar haar familie in Skopje en de familie van eiseres heeft ook contact met hen gehad, zodat verwacht mocht worden dat eiseres hierover meer zou kunnen verklaren. Ook kan eiseres niet aangeven wat de concrete aanleiding zou zijn geweest om haar te ontvoeren en waarom de radicaal-islamitische mannen juist haar zouden willen ontvoeren. Verder heeft verweerder niet geloofwaardig geacht dat eiseres van de poging tot ontvoering geen aangifte zou hebben gedaan.
Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het niet geloofwaardig is dat eiser is benaderd door radicaal-islamitische mannen. Daarbij heeft verweerder in aanmerking genomen dat eisers tegenstrijdig hebben verklaard over de vraag of eiser aangifte heeft gedaan van het feit dat hij werd lastig gevallen. Ook hebben eisers tegenstrijdig verklaard over de twee mannen die bij hen aan de deur zijn geweest, onder meer over de vraag wanneer en hoe vaak de mannen aan de deur zijn geweest, of zij al dan niet een badge hebben laten zien en of wat zij tegen eiseres zouden hebben gezegd. In de correcties en aanvullen zijn de verklaringen van eiseres op dit punt weliswaar gecorrigeerd, maar ook de gecorrigeerde verklaringen stroken niet met de verklaringen zoals eiser die heeft afgelegd. Dat eiseres gestrest was als gevolg van de gebeurtenissen en niet goed is met data, laat onverlet dat het aan eisers is om hun relaas aannemelijk te maken. Bovendien is niet gebleken dat eiseres niet in staat was om gehoord te worden.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met voorgaande overwegingen deugdelijk onderbouwd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij persoonlijk in de negatieve belangstelling van radicaal-islamitische mannen staan. Hetgeen eisers daartegen hebben aangevoerd vormt geen steekhoudende betwisting van die overwegingen.
13. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich verder terecht op het standpunt gesteld dat eisers zich bij eventuele problemen in verband met hun etnisch-Albanese herkomst kunnen wenden tot de Macedonische autoriteiten. Niet is gebleken dat deze eisers niet zouden kunnen of willen beschermen. Dat het inroepen van bescherming bij voorbaat zinloos zou zijn omdat de politie banden onderhoudt met radicaal-islamitische bendes, betreft enkel een vermoeden van eisers dat zij niet nader hebben onderbouwd of geconcretiseerd. Uit de door eisers overgelegde stukken blijkt niet dat het vragen van bescherming voor etnisch Albanezen in Macedoniƫ gevaarlijk of bij voorbaat zinloos is.
14. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat eisers bij terugkeer naar Macedoniƫ geen gegronde reden hebben om te vrezen voor vervolging als bedoeld in het Vluchtelingenverdrag en geen reƫel risico lopen om te worden onderworpen aan een behandeling of bestraffing als bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Eisers komen daarom niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw 2000.
15. De rechtbank stelt tot slot vast dat het standpunt in de bestreden besluiten dat eisers niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000 en dat geen uitstel van vertrek wordt verleend op grond van artikel 64 van de Vw2000 niet wordt betwist, zodat dit geen bespreking behoeft.
16. Gezien het hiervoor overwogene bestaat aanleiding de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten geheel in stand te laten.
17. Ter voorlichting van partijen wijst de rechtbank nog op het volgende.
18. Nu verweerder de aanvragen van eiseres ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond, miste het bepaalde in de artikelen 69, tweede lid, aanhef en onder d, en 82, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 toepassing. Daarom is in hoofdstuk 6 van de bestreden besluiten ten onrechte aangegeven dat de beroepstermijn Ć©Ć©n week bedroeg en dat het indienen van een beroepschrift de werking van de bestreden besluiten niet opschortte.
19. Voorts zijn partijen bij brieven van 14 augustus 2015 uitgenodigd te verschijnen voor de behandeling van hun algemene asielprocedure. De datum noch de locatie daarvan is in die brieven vermeld. Aldus is niet duidelijk welke dag verweerder heeft aangemerkt als dag 1 van de algemene asielprocedure, bedoeld in artikel 3.112, eerste lid, Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000), maar de rechtbank neemt aan dat verweerder de datum van de eerste gehoren van eisers, 31 augustus 2015, als dag 1 van de algemene asielprocedure heeft aangemerkt. Niet gebleken is dat verweerder artikel 3.110, tweede lid, van het Vb 2000 heeft toegepast. Een kennisgeving als bedoeld in artikel 3.115, tweede lid, van het Vb 2000 ontbreekt. Derhalve moesten de bestreden besluiten ingevolge artikel 3.114, zesde lid, van het Vb 2000 uiterlijk op 7 september 2015, de achtste dag na 31 augustus 2015, worden bekendgemaakt. De bestreden besluiten zijn echter gedateerd op 8 september 2015. Uit het beroepschrift blijkt ook dat toezending van de bestreden besluiten heeft plaatsgevonden op 8 september 2015. Daarmee is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 3.114, zesde lid, van het Vb 2000, zodat ook het bepaalde in artikel 69, tweede lid, aanhef en onder a, toepassing miste. Verweerder heeft daarom ook in zoverre ten onrechte onder hoofdstuk 6 van de bestreden besluiten aangegeven dat de beroepstermijn Ć©Ć©n week bedroeg.
20. Eisers zijn door de onjuiste rechtsmiddelenverwijzing op zichzelf niet in hun processuele belangen geschaad. Niet gebleken is immers dat eisers onvoldoende in staat zijn geweest hun grieven tegen de bestreden besluiten naar voren te brengen en te onderbouwen. Daarin ziet de rechtbank dan ook geen reden de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten niet in stand te laten.
Nu echter het bepaalde in artikel 69, tweede lid, van de Vw 2000 toepassing mist, bedraagt de termijn voor het instellen van hoger beroep tegen deze uitspraak ingevolge het bepaalde in artikel 69, eerste lid, van de Vw 2000 niet Ć©Ć©n maar vier weken.
21. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten worden, nu sprake is van samenhangende zaken, met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht bepaald op € 980,- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 490,-; wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • -verklaart de beroepen gegrond;
  • -vernietigt de bestreden besluiten;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van de bestreden besluiten in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten, vastgesteld op € 980,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.F.C.J. Mosheuvel, rechter, in aanwezigheid van
mr. F.T.H. Langeweg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
7 oktober 2015.
De griffier is buiten staat deze
uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.



Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Stichting LOS schreef boek "Post Deportation Risk" over de mensenrechten situatie na terugkeer

š—Ŗš—¼š—²š—»š˜€š—±š—®š—“ šŸ­šŸ³ š—·š—®š—»š˜‚š—®š—暝—¶ š˜‚š—¶š˜š˜€š—½š—暝—®š—®š—ø š—¼š˜ƒš—²š—æ š˜š—¶š—·š—±š—²š—¹š—¶š—·š—øš—² š—Æš—²š˜€š—°š—µš—²š—暝—ŗš—¶š—»š—“ š˜ƒš—®š—» ‘š—±š—²š—暝—±š—²š—¹š—®š—»š—±š—²š—暝˜€’

VACATURE: Programma manager bij Forum voor Programma Immigratie & Burgerschap (Migratierecht)

Immigratiedienst: Minder vaak voordeel van twijfel voor asielzoeker

Interview met Aad van Elswijk, advocaat vreemdelingenrecht te Rotterdam

VACATURE: (junior) juridisch medewerker bij advocatenkantoor Everaert

Wat als je vergeten bent je verblijfsvergunning te verlengen?

Vraag: Kan ik mijn oude moeder naar Nederland halen?

UItspraak: Artikel 8 EVRM bij volwassen gezinsleden (moeder bij dochter)

Interview met Anton Kleijweg, advocaat vreemdelingenrecht te Voorburg (update: tegenwoordig in Den Haag)