Einde samenwonen met EU-onderdaan als Derde Lander (deel 2)

Vervolg van deel 1


2) Subsidiair Voortgezet verblijf conform Nederlands nationaal vreemdelingenrecht (artikel 3:51 Vb e.v jo 4:84 Awb
Dit was vroeger een gewilde status bij verbreking relaties aangezien zo de partner toch verblijf kon krijgen voordat die in aanmerking kwam voor een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Maar sinds 1 oktober 2012 is ook hier de termijn vijf jaar.

Artikel 3.51 Vb luidt zover als van belang als volgt:

1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, kan onder een beperking, verband houdend met voortgezet verblijf worden verleend aan de houder van een verblijfsvergunning die vijf jaar in Nederland verblijft onder de beperking, genoemd onder a, of drie jaar in Nederland verblijft onder een van de beperkingen, genoemd onder b, c en d:
a. gezinshereniging of gezinsvorming met een persoon met niet-tijdelijk verblijfsrecht;
b. het ondergaan van medische behandeling, voorzover die medische behandeling naar het oordeel van Onze Minister gedurende ten minste nog één jaar in Nederland noodzakelijk zal zijn;
c. verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling, of
d. verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken.

2. De verblijfsvergunning kan worden verleend, indien in de in het eerste lid bedoelde periode is voldaan aan de voorwaarden voor het verlengen van de geldigheidsduur van de oorspronkelijke verblijfsvergunning.

(.....)

7. De vergunning onder de beperking verband houdend met voortgezet verblijf kan voorts worden verleend aan de vreemdeling op wie artikel 13 van Associatiebesluit nr. 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije betreffende de ontwikkeling van de Associatie van toepassing is, indien:
a. aan hem de in artikel 3.31b bedoelde vergunning is verleend en hij uiterlijk op het moment waarop de geldigheidsduur van die vergunning verstrijkt, beschikt over een arbeidsplaats voor nog een jaar waarmee hij zelfstandig en duurzaam voldoende middelen van bestaan als bedoeld in de artikelen 3.73 tot en met 3.75 verwerft, of
b. hij drie jaar in Nederland verblijft als houder van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met gezinshereniging of gezinsvorming met een persoon met niet-tijdelijk verblijfsrecht, en is voldaan aan de voorwaarden voor het verlengen van de geldigheidsduur van de oorspronkelijke verblijfsvergunning.


Artikel 3.52 Vb

“In andere gevallen dan genoemd in de artikelen 3.50 en 3.51, kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14 van de Wet, onder een beperking verband houdend met voortgezet verblijf worden verleend aan de vreemdeling die rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e dan wel l, van de Wet heeft gehad en van wie naar het oordeel van Onze Minister wegens bijzondere individuele omstandigheden niet gevergd kan worden dat hij Nederland verlaat.”

In Paragraaf B 10/5 van de Vreemdelingencirculaire staat het volgende vermeldt

“Het familie- of gezinslid van een onderdaan van de EU, de EER en Zwitserland, dat rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8, aanhef en onder e, Vw, wordt eveneens aangemerkt als gemeenschapsonderdaan. Het is daarbij voor het verblijfsrecht niet van belang of het familie- of gezinslid zelf onderdaan van de EU, de EER en Zwitserland is. Het familie- of gezinslid heeft ook rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8, aanhef en onder e, Vw.” (En klopt dit wel gezien de uitspraak van de Raad van State van 200505721/1, LJN: AX2432, 11mei 2006???)

Voortgezet verblijf wordt uitgewerkt in Hoofdstuk B 16 van de Vreemdelingencirculaire

“Indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, is artikel 3.52 Vb van belang (zie B16/7) Indien de vreemdeling niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf op grond van artikel 3.50 of 3.51 Vb, kan op grond van klemmende redenen van humanitaire aard voortgezet verblijf worden toegestaan. In B16/4 wordt het beleid voor de volgende gevallen nader uitgewerkt:

• (huwelijks)relatie (zie B16/4.2);”

“Indien de (huwelijks)relatie op grond waarvan het verblijf was toegestaan binnen vijf jaar na verblijfsaanvaarding en anders dan door overlijden, is verbroken, wordt voortgezet verblijf toegestaan, indien sprake is van een combinatie van klemmende redenen van humanitaire aard die daartoe aanleiding geven. De beoordeling of in het concrete geval op grond van een dergelijke combinatie van klemmende redenen van humanitaire aard in het voortgezet verblijf van de vreemdeling behoort te worden berust, is aan de Minister.

Klemmende redenen van humanitaire aard kunnen zijn gelegen in:

a. de situatie van alleenstaande vrouwen in het land van herkomst;
b. de maatschappelijke positie van vrouwen in het land van herkomst;
c. de vraag of in het land van herkomst een naar maatstaven van dat land aanvaardbaar te achten opvang aanwezig is;
d. de zorg die de vrouw/ouder heeft voor kinderen die in Nederland zijn geboren en/of een opleiding volgen;
e. aantoonbaar ondervonden (seksueel) geweld binnen de familie;
f. de banden met Nederland.

De hiervoor gegeven opsomming is richtinggevend en uitdrukkelijk niet limitatief bedoeld.

De vreemdeling die zich hierop beroept, geeft aan welke klemmende redenen van humanitaire aard naar zijn mening tot aanvaarding van zijn voortgezet verblijf dienen te leiden en onderbouwt zijn beroep met ter zake relevante gegevens en bescheiden. Het is nadrukkelijk de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling om bij het indienen van de aanvraag om voortgezet verblijf aan te geven dat er sprake is van een dergelijke combinatie van factoren, en die met ter zake relevante gegevens en bescheiden te onderbouwen. Hij is daartoe de meest gerede partij. Indien het beroep op klemmende redenen van humanitaire aard niet of niet afdoende met terzake relevante gegevens en bescheiden is onderbouwd bij het indienen van de aanvraag om voortgezet verblijf, stelt de IND de vreemdeling in de gelegenheid dit gebrek te herstellen. In beginsel wordt de vreemdeling hiertoe een termijn van twee weken gegund. Bij de beoordeling van het beroep op klemmende redenen van humanitaire aard, wordt altijd een belangenafweging gemaakt, waarbij de belangen van de vreemdeling worden afgewogen tegen die van de staat.”


Dit terwijl B16/3.3.1.1 Vc in het kader van verbreking huwelijk bij “gewone” gezinsherening vermeldt dat:

“De verblijfsvergunning wordt op aanvraag verleend indien:

a. de vreemdeling een huwelijk, geregistreerd partnerschap of duurzame en exclusieve relatie is aangegaan met een hoofdpersoon die zelf verblijfsrecht van niet-tijdelijke aard heeft, bijvoorbeeld een Nederlander, een houder van een verblijfsvergunning (asiel of regulier) voor onbepaalde tijd, of een houder van een verblijfsvergunning onder een beperking verband houdend met wedertoelating of voortgezet verblijf;
b. die (huwelijks)relatie vijf jaren bestaat en de vreemdeling ten minste vijf jaren op grond van die (huwelijks)relatie een verblijfsvergunning heeft gehad;
c. vijf jaren is voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de verblijfsvergunning;
d. het inburgeringsexamen is behaald of de vreemdeling hiervan is vrijgesteld of ontheven; en
e. zich geen van de algemene weigeringsgronden voordoet (zie B1/4).

In afwijking van B1/4.2 en B1/4.3 wordt de verblijfsvergunning ook verleend indien de vreemdeling:

• niet (meer) beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding; of
• al dan niet tezamen met de echtgeno(o)t(e) of (geregistreerd) partner, niet (meer) zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.

Voor de verlening van deze verblijfsvergunning is niet noodzakelijk dat de (huwelijks)relatie is ontwricht of ontbonden.
ad a.

De verblijfsvergunning wordt niet verleend indien de hoofdpersoon zelf verblijfsrecht van tijdelijk aard heeft. Dat is bijvoorbeeld het geval indien deze een verblijfsvergunning voor studie of medische behandeling heeft. Zie artikel 3.5 Vb. De verblijfsvergunning wordt evenmin verleend indien de hoofdpersoon houder is van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Daarmee wordt voorkomen dat de vreemdeling met een verblijfsrecht dat afhankelijk is van een andere vreemdeling die zelf verblijfsrecht van tijdelijke aard heeft, na ommekomst van vijf jaren een sterker verblijfsrecht kan verkrijgen dan degene bij wie verblijf was toegestaan.”
Artikel 4:84 Awb

“Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.”



2.1
De IND stelt in haar antwoord dat er verschil is tussen een verblijfsvergunning verstrekt na aanvraag en een geldig verblijf dat rechtsteeks gebaseerd is op EU-regelgeving. Dit lijkt me nogal krom. Het gaat niet om de weg die men heeft afgelegd om rechtmatig verblijf te hebben maar om het eindresultaat. (declaratoir etc). Bovendien aangezien een samenwoner geen rechtsstreeks recht heeft uit de Richtlijn maar verblijfsrecht heeft op de ruimere interpretatie van Nederland lijkt me hier al een verschil uberhaupt niet op zijn plaats.

2.2
De Raad van State overweegt in een al wat oudere uitspraak 200505721/1, LJN: AX2432, 11mei 2006, gepubliceerd op 8 september 2009 dat:

“2.3.4. Ingevolge artikel 1, aanhef, onderdeel e, onder 1°en 2°, van de Vw 2000, voor zover thans van belang, wordt in die wet en de daarop berustende bepalingen onder 'gemeenschapsonderdanen' verstaan: onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie die op grond van het EG-Verdrag gerechtigd zijn een andere lidstaat binnen te komen en er te verblijven en familieleden van deze onderdanen die de nationaliteit van een derde staat bezitten en die uit hoofde van een ter toepassing van het EG-Verdrag genomen besluit gerechtigd zijn een lidstaat binnen te komen en er te verblijven.

Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a, heeft de desbetreffende vreemdeling in Nederland rechtmatig verblijf op grond van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 14. “

Mijns inziens betekent dit dat Derdelanders samenwoners-relatie met een EU-burger wel degelijk voortgezet verblijf kunnen aanvragen na een verblijf van 5 jaar (maar wellicht zullen gaan voor verblijf als langdurig ingezetene).

2.3
Als de IND zou moeten worden gevolgd dat een samenwoner-relatie Derdelander geen verblijfsvergunning zou hebben zou dit betekenen dat zo op het oog de duurzame relatie van een EU-burger hier minder rechten op voortgezet verblijf heeft dan de derdelander die gezinshereniging/vorming had aangevraagd bij een Nederlander of iemand met een geldige verblijfsvergunning in Nederland.

Het is de vraag of dit ook de bedoeling is geweest of moet zijn. Immers deze regeling voor voortgezet verblijf bij beeindiging van een relatie is er helemaal voor bedoeld om de partner enige zekerheid te geven dat niet op het moment dat iemand na jaren roept “Ik maak het uit” diegene zijn baan, huis, vrienden en kennissen en priveleven zo maar op moet geven en weer naar het land van herkomst kan vertrekken. Waarom zou Nederland er belang bij hebben om bij samenwoners-relaties van EU-burgers dit minder te moeten schatten dan bij een via nationaal Nederlands recht binnengekomen partner? Het lijkt mij dan ook op zijn plaats als hier de Nederlandse overheid gebruik zou maken van de inherente afwijkingsbevoegdheid conform artikel 4:84 Awb.

2.4
Mocht dit niet mogelijk zijn omdat bijvoorbeeld het verblijf in Nederland te kort was dan staat volgens artikel 3:52 Vb in het geval er sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard nog steeds voortgezet verblijf open. Dus ik kan hier het antwoord van de IND niet plaatsen aangezien de Vreemdelingencirculaire zelf stelt dat er sprake is van verblijf op basis van artikel 8 aanhef en onder e Vw.

3: Overige aspecten

Het is ook verstandig om te kijken of er voor de betreffende samenwoner mogelijkheden zijn om verblijf als langdurig ingezetene van de EU te verkrijgen.

Verder kan er sprake zijn die een belangenafweging op grond van artikel 8 EVRM zouden rechtvaardigen.

4. Conculsie

Als duurzame relatie-samenwoner zou ik allereerst betogen dat mijn verblijfsrecht na verbrekening van de relatie niet teniet is gegaan als er voldaan zou zijn aan de voorwaarden genoemd in artikel 8.15, vierde lid, aanhef en onder d, van het Vb 2000 met subsidiair een beroep op voortgezet verblijf.

Mocht het verblijf in Nederland of de relatie te kort hebben geduurd om onder de “Europa-weg” te kunnen vallen dan zou een beroep op voortgezet verblijf op basis van klemmende redenen van humanitaire aard wellicht een laatste strohalm kunnen zijn.


(Lees ook deel 1. En bedenk dat ik geen gelijk hoef te hebben. Overnemen van deze tekst mag onder vermelding van de link naar dit artikel en de naam van de webiste)


Law Blogs
Law blog
Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.



Bookmark and Share

Reacties

Populaire posts van deze blog

𝗪𝗼𝗲𝗻𝘀𝗱𝗮𝗴 𝟭𝟳 𝗷𝗮𝗻𝘂𝗮𝗿𝗶 𝘂𝗶𝘁𝘀𝗽𝗿𝗮𝗮𝗸 𝗼𝘃𝗲𝗿 𝘁𝗶𝗷𝗱𝗲𝗹𝗶𝗷𝗸𝗲 𝗯𝗲𝘀𝗰𝗵𝗲𝗿𝗺𝗶𝗻𝗴 𝘃𝗮𝗻 ‘𝗱𝗲𝗿𝗱𝗲𝗹𝗮𝗻𝗱𝗲𝗿𝘀’

Stichting LOS schreef boek "Post Deportation Risk" over de mensenrechten situatie na terugkeer

VACATURE: Programma manager bij Forum voor Programma Immigratie & Burgerschap (Migratierecht)

Oude (groot)ouder naar Nederland willen halen kan soms

Immigratiedienst: Minder vaak voordeel van twijfel voor asielzoeker

VACATURE Hoor- en Beslismedewerker IND

Jurisprudentie van deze week zoals besproken in het advocatenoverleg van 18 januari 2024

UItspraak: Artikel 8 EVRM bij volwassen gezinsleden (moeder bij dochter)

Met je buitenlandse partner naar Nederland: 20 tips (artikel van Gart Adang op zijn verzoek geplaatst)

Boek geeft gezicht aan vluchtelingenproblematiek - hoe een Koerdische Irakees kapper in Leiden werd