Raad van State vernietigt vreemdelingenbewaringsbesluit omdat vreemdeling zelf pogingen heeft gedaan om weg te gaan (uitspraak)

LJN: BX1355, Raad van State , 201201981/1/V3
Datum uitspraak: 06-07-2012
Datum publicatie: 13-07-2012
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep

2.3.3. De minister heeft in de maatregel van bewaring de volgende toelichting opgenomen:
"Daar de betrokkene in het geheel niet in het bezit is van een document als bedoeld in artikel 4.21 van het Vb 2000 kan gesteld worden dat – hoewel hij zich niet in eigen land bevindt – de mogelijkheid om zijn identiteit vast te stellen hindert en zijn voorbereidingen terugkeer of verwijderingsprocedure op voorhand reeds belemmert. Temeer hij onvoldoende activiteiten heeft ondernomen om via zijn familie en/of consulaire/diplomatieke vertegenwoordiging alsnog de juiste documenten te verkrijgen. De identiteit van de vreemdeling is niet aangetoond. Daar betrokkene reeds een wettelijke termijn voor vertrek gegund was doch deze niet heeft benut kan gesteld worden dat betrokkene een terugkeer tegenwerkt. Door geen vaste woon- of verblijfplaats te hebben stelt de betrokkene zich niet beschikbaar voor voorbereidingen op terugkeer en/of de verwijderingsprocedure. Daar de vreemdeling niet over middelen van bestaan beschikt, heeft hij niet aannemelijk kunnen maken dat hij zelfstandig uit Nederland kan en/of zal vertrekken. Daar de betrokkene blijk heeft gegeven eerder te kiezen voor het plegen van een misdrijf/misdrijven dan dat hij handelingen onderneemt die zijn gericht op vertrek is het aannemelijk door niet te vertrekken hij zijn terugkeer/verwijdering belemmert of ontwijkt."
2.3.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 14 november 2011 in zaak nr. 201107762/1/V3; www.raadvanstate.nl) dient het gedrag van de betrokken vreemdeling van geval tot geval te worden beoordeeld. Telkenmale dient te worden beoordeeld of de door de vreemdeling naar voren gebrachte omstandigheden ten tijde van het besluit tot oplegging van de maatregel aanleiding gaven voor het oordeel dat geen grond bestond om aan te nemen dat er een risico bestond dat hij zich aan het toezicht zou onttrekken of dat hij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure zou ontwijken of belemmeren.
De vreemdeling heeft in dit geval onbetwist gesteld dat hij activiteiten heeft ondernomen om aan documenten dan wel andere informatie omtrent zijn achtergrond te komen om zijn terugkeer te kunnen bewerkstelligen. Zo is hij meermalen naar verschillende ambassades geweest om documenten te verkrijgen ter vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit, heeft hij het Rode Kruis ingeschakeld om zijn gegevens te verifiëren in de bestaande bestanden om aan informatie te komen omtrent zijn land van herkomst, heeft hij zich vrijwillig gemeld bij de vreemdelingenpolitie en heeft hij verklaard mee te werken aan zijn uitzetting.
2.3.5. Gelet op de door de vreemdeling aangevoerde omstandigheden is de door de minister gegeven algemene toelichting weergegeven in 2.3.3. ontoereikend voor het oordeel dat ten tijde van het besluit tot oplegging van de maatregel voldoende grond bestond om aan te nemen dat er een risico bestond dat de vreemdeling zich aan het toezicht zou onttrekken of dat hij de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure zou ontwijken of belemmeren. Nu de minister evenmin een nadere toelichting heeft gegeven, noch is ingegaan op hetgeen door de vreemdeling is ondernomen om zijn terugkeer te bewerkstelligen kan de maatregel niet worden gedragen door de daarin genoemde omstandigheden en is de maatregel van meet af aan onrechtmatig. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
2.4. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. Hetgeen overigens is aangevoerd behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 21 januari 2012 gegrond verklaren. Nu de vrijheidsontnemende maatregel reeds is opgeheven, kan een daartoe strekkend bevel achterwege blijven. Aan de vreemdeling wordt met toepassing van artikel 106, eerste lid,
van de Vw 2000 na te melden vergoeding toegekend over de periode van 21 januari 2012 tot 30 maart 2012, de dag waarop de inbewaringstelling van de vreemdeling is opgeheven.
2.5. De minister dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.


bron: rechtspraak.nl



Law Blogs
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.

Reacties

Populaire posts van deze blog

𝗪𝗼𝗲𝗻𝘀𝗱𝗮𝗴 𝟭𝟳 𝗷𝗮𝗻𝘂𝗮𝗿𝗶 𝘂𝗶𝘁𝘀𝗽𝗿𝗮𝗮𝗸 𝗼𝘃𝗲𝗿 𝘁𝗶𝗷𝗱𝗲𝗹𝗶𝗷𝗸𝗲 𝗯𝗲𝘀𝗰𝗵𝗲𝗿𝗺𝗶𝗻𝗴 𝘃𝗮𝗻 ‘𝗱𝗲𝗿𝗱𝗲𝗹𝗮𝗻𝗱𝗲𝗿𝘀’

Stichting LOS schreef boek "Post Deportation Risk" over de mensenrechten situatie na terugkeer

VACATURE: Programma manager bij Forum voor Programma Immigratie & Burgerschap (Migratierecht)

Immigratiedienst: Minder vaak voordeel van twijfel voor asielzoeker

Wat als je vergeten bent je verblijfsvergunning te verlengen?

Vraag: Kan ik mijn oude moeder naar Nederland halen?

UItspraak: Artikel 8 EVRM bij volwassen gezinsleden (moeder bij dochter)

VACATURE: Operationeel Manager Juridische Zaken IND Den Haag

Interview met Aad van Elswijk, advocaat vreemdelingenrecht te Rotterdam

Voorwaarden verlaagd salariscriterium na zoekjaar hoogopgeleiden verruimd - kennismigranten salaris