Een visum aanvragen en duidelijkheid moeten geven over het doel van het verblijf (uitspraak)

LJN: BM3107,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Middelburg , Awb 10/15872-15873-15874


Datum uitspraak: 28-04-2010
Datum publicatie: 03-05-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening
Inhoudsindicatie: Visum kort verblijf / Verordening (EG) nummer 810/2009 / tegenstrijdige informatie over het doel van de reis





Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Middelburg

AWB nummer: 10/15872-15873-15874

uitspraak van de voorzieningenrechter voor bestuursrechtelijke zaken
ingevolge artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht

inzake

[Naam],
[Naam],
[Naam],
verzoekers,
gemachtigde mr. S. De Schutter,
advocaat te Dordrecht,

tegen

de Minister van Buitenlandse Zaken,
verweerder.


I. Procesverloop

Naar aanleiding van verweerders besluiten van 26 april 2010, waarbij verzoekers een visum kort verblijf is geweigerd, hebben verzoekers op 28 april 2010 een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening. Tevens hebben zij een bezwaarschrift ingediend.


II. Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. In de belangenafweging speelt een centrale rol het oordeel van de voorzieningenrechter over de vraag of het bestreden besluit de toetsing aan het geschreven en ongeschreven recht kan doorstaan.

Ingevolge artikel 8:83, vierde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling, indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen zijn geschaad. De voorzieningenrechter ziet daartoe aanleiding in dit geval.

De onderhavige besluiten zijn genomen op basis van artikel 32 van de Verordening (EG) nummer 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009, tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (verder: de Visumcode), en met inachtneming van de Schengengrenscode (Verordening (EG) nummer 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006) en op grond van de op het Souverein Besluit van 12 december 1813 terug te voeren bevoegdheid van verweerder inzake visum verlening.

Op grond van artikel 72, tweede lid, van de Vw 2000 wordt een dergelijk besluit voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep gelijkgesteld met een besluit gegeven krachtens de Vw 2000.

Op grond van artikel 14, eerste lid van de Visumcode wordt van aanvragers van een eenvormig (in de gehele Europese Unie geldend) visum gevraagd dat zij de volgende bewijsstukken overleggen:
a) documenten waaruit het doel van de reis blijkt;
b) documenten met betrekking tot logies of het bewijs van voldoende middelen om in logies te voorzien;
c) documenten waaruit blijkt dat de aanvrager voldoende middelen van bestaan heeft zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor zijn terugreis naar het land van herkomst of verblijf, of voor doorreis naar een derde land waar hij zeker zal worden toegelaten, of in de mogelijkheid verkeert deze middelen legaal te verkrijgen, overeenkomstig artikel 5, lid 1, onder c), en lid 3, van de Schengengrenscode;
d) informatie die het mogelijk maakt het voornemen van de aanvrager om het grondgebied van de lidstaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum te verlaten, te beoordelen.

Op grond van het vierde lid van artikel 14 van de Visumcode kunnen de lidstaten van de Europese Unie voorts van aanvragers verlangen dat zij een bewijs van garantstelling en/of particuliere logiesverstrekking overleggen door het invullen van een formulier dat is opgesteld door de lidstaat. Dit formulier bevat met name de volgende informatie:
a) of het bedoeld is als bewijs van garantstelling en/of logiesverstrekking;
b) of de gastheer/gastvrouw een particulier, een onderneming of een organisatie is;
c) de identiteit en contactgegevens van de gastheer/gastvrouw;
d) de uitgenodigde aanvrager of aanvragers;
e) het verblijfadres;
f) de duur en het doel van het verblijf;
g) eventuele verwantschap met de gastheer/gastvrouw.

2. In de bestreden beschikking met betrekking tot de verzoeker [Naam] heeft verweerder als weigeringsgronden vermeld dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende zijn aangetoond. Het specifieke doel waarvoor het visum is aangevraagd is reeds vervallen of zal vervallen voordat verzoeker in Nederland zal arriveren. Daar ten tijde van de aanvraag evenmin is gebleken van enig ander (subsidiair) verblijfsdoel, dient de aanvraag te worden geweigerd.
In de bestreden beschikkingen met betrekking tot de verzoekers [Namen] is eveneens tegengeworpen dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende zijn aangetoond. Daartoe wordt overwogen dat de opgegeven referent desgevraagd geen nadere informatie op dit punt heeft verstrekt, zodat onvoldoende kan worden vastgesteld dat aan alle te stellen eisen is voldaan. Bovendien wordt hen tegengeworpen dat zij onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat zij in het land van herkomst over een bestendig inkomen beschikken om zelfstandig in het onderhoud te voorzien.

3. In de gronden van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening en het daarin herhaald en ingelaste bezwaarschrift, voeren verzoekers aan dat zij hun visa hebben aangevraagd teneinde op 29 april 2010 naar Nederland te kunnen reizen om vervolgens op 30 april 2010 in het kader van de Koninginnedagviering een muzikaal optreden te kunnen verzorgen in Amsterdam. Vervolgens zullen zij op 2 mei 2010 weer vertrekken uit Nederland.
Weigering van het visum levert financiële nadelen op voor de organisatoren en sponsoren van het betreffende festival, terwijl er ook zeer veel fans van de muziekgroep, waartoe twee van de drie verzoekers behoren, teleurgesteld zullen zijn. Voorts voeren zij aan dat zij in het land van herkomst bekende artiesten zijn die samenwerken met hun manager [Naam]. Bij het bezwaarschrift zijn stukken gevoegd met betrekking tot het optreden, de vliegreis, hotelovernachtingen en gegevens uit de media betreffende verzoekers en hun muziekgroep.

4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.

Verzoeker [Naam] is niet ingegaan op de vaststelling door verweerder, dat hij niet op tijd in Nederland zal kunnen zijn voor het door hem gestelde reisdoel. Beide andere verzoekers is tegengeworpen dat doel en omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet voldoende duidelijk zijn geworden omdat de opgegeven referent ondanks een verzoek daartoe geen nadere informatie heeft gegeven. Ook zij hebben op dit punt geen grond geformuleerd.

Uit de gegevens die door verzoekers zijn overgelegd komt naar voren dat het muziekoptreden zal plaatsvinden om 01.00 uur op 30 april 2010, althans om 23.40 uur op die datum. In zoverre is sprake van tegenstrijdige informatie over het doel van de reis, terwijl geen grond is geformuleerd die de juistheid van het gestelde door verweerder weerspreekt.
De voorzieningenrechter voegt hier aan toe dat het geen feit van algemene bekendheid is dat optredens in het kader van Koninginnedag eerst in de avonduren van 30 april plegen plaats te vinden, nu in meerdere steden – waaronder de hoofdstad - het gebruik is ontstaan om al in de voorafgaande avond en nacht festiviteiten te laten plaatsvinden onder de noemer “Koninginnenacht” (al dan niet, onder invloed van plaatselijk taalgebruik, met de letter t geschreven). Nu op een van de overgelegde posters ook de term “Queensnight” is gebezigd, valt in onderhavige zaak veel te zeggen voor de uitleg die verweerder aan de aanvragen heeft gegeven.
Aldus is niet kunnen blijken van een juiste en deugdelijk onderbouwde aanduiding van het reisdoel.

5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gronden in het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening geen bespreking behoeven, nu deze niet kunnen afdoen aan het gestelde in rechtsoverweging 4.

6. De voorzieningenrechter ziet gelet op het vorenstaande geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.

7. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.


III. Uitspraak

De voorzieningenrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage,

wijst het verzoek af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. B.J. Duinhof, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van R. de Pooter, griffier, en uitgesproken in het openbaar op 28 april 2010.



De griffier

De voorzieningenrechter



Afschrift verzonden op: 29 april 2010


eeeh gaat de rechter hier niet er te veel dingen zelf bij betrekken om nog binnen de grenzen van het geschil en de terughoudende toetsing te blijven?

Reacties

Beijing2008 zei…
01.00 is toch Koniginnenacht? Die 23.40 zal dus op Koninginnedag 's avonds zijn, 2 optredens dus op 1 dag?
Vindt het wel een voorbeeld van niet al te beste voorbereiding van de referenten, en heel sneu voor de muzikanten.

Populaire posts van deze blog

Stichting LOS schreef boek "Post Deportation Risk" over de mensenrechten situatie na terugkeer

𝗪𝗼𝗲𝗻𝘀𝗱𝗮𝗴 𝟭𝟳 𝗷𝗮𝗻𝘂𝗮𝗿𝗶 𝘂𝗶𝘁𝘀𝗽𝗿𝗮𝗮𝗸 𝗼𝘃𝗲𝗿 𝘁𝗶𝗷𝗱𝗲𝗹𝗶𝗷𝗸𝗲 𝗯𝗲𝘀𝗰𝗵𝗲𝗿𝗺𝗶𝗻𝗴 𝘃𝗮𝗻 ‘𝗱𝗲𝗿𝗱𝗲𝗹𝗮𝗻𝗱𝗲𝗿𝘀’

VACATURE: Programma manager bij Forum voor Programma Immigratie & Burgerschap (Migratierecht)

Oude (groot)ouder naar Nederland willen halen kan soms

Immigratiedienst: Minder vaak voordeel van twijfel voor asielzoeker

Jurisprudentie van deze week zoals besproken in het advocatenoverleg van 18 januari 2024

VACATURE: Operationeel Manager Juridische Zaken IND Den Haag

VACATURE Hoor- en Beslismedewerker IND

Wat is het verschil tussen lawyer en advocaat?

UItspraak: Artikel 8 EVRM bij volwassen gezinsleden (moeder bij dochter)